Wat de werkgever betreft
Zelfstandigen, vrije beroepen en vennootschappen kunnen deze vrijstelling toepassen.
Vzw’s die onder de rechtspersonenbelasting vallen, kunnen geen aanspraak maken op deze fiscale vrijstelling.
Wat de werknemers betreft
Alle werknemers - ongeacht hun loon - kunnen het recht openen op de aanleg van een sociaal passief vanaf het ogenblik dat ze 5 dienstjaren in het eenheidsstatuut bereikt hebben bij betrokken werkgever (dit is dus vanaf 1 januari 2014) [2].
Met de circulaire van 20 juli 2021 komt de fiscus terug op haar standpunt waarbij één van de toepassingsvoorwaarden van het sociaal passief is dat de werknemer onderworpen is aan het Belgische socialezekerheidsrecht. Deze voorwaarde was effectief niet voorzien in de wet, waardoor ze geen wettelijke toepassingsvoorwaarde was.
De fiscus breidt het toepassingsveld van het sociaal passief uit naar alle werknemers, ongeacht hun statuut, arbeidsstelsel, datum van indiensttreding of salarisniveau. Enkel zelfstandige bedrijfsleiders komen niet in aanmerking voor de toepassing van het sociaal passief.
Deze regel is van toepassing vanaf de inwerkingtreding van de vrijstelling.
Het aanleggen van vrijgestelde fiscale provisies is bijgevolg ten vroegste mogelijk vanaf 1 januari 2019.
Concreet moet het aantal dienstjaren in het eenheidsstatuut per werknemer (die 5 jaar anciënniteit heeft in het eenheidsstatuut) worden beoordeeld.
Voorbeeld 1: x trad in dienst van de onderneming op 1 januari 2013. Ten aanzien van deze werknemer kan ten vroegste op 1 januari 2019 een vrijgestelde provisie worden aangelegd.
Voorbeeld 2: x trad in dienst op 1 januari 2014. Ten aanzien van deze werknemer kan ten vroegste op 1 januari 2019 een vrijgestelde provisie worden aangelegd.
Voorbeeld 3: x treedt in dienst op 1 januari 2020. Ten aanzien van deze werknemer kan ten vroegste op 1 januari 2025 een vrijgestelde provisie worden aangelegd.
Gevolgen voor de plaats van tewerkstelling
Ten slotte herhaalt de fiscus dat men voor de bepaling van het aantal dienstjaren van een werknemer rekening moet houden met “de termijn waarbinnen de werknemer zonder onderbreking in dienst is gebleven van dezelfde onderneming”, ongeacht de plaats van tewerkstelling.
Dit betekent dat de berekening van het aantal dienstjaren van een werknemer blijft doorlopen als hij bij dezelfde werkgever tewerkgesteld blijft, zelfs in het buitenland. Noch de plaats van tewerkstelling, noch het onderworpen zijn aan de Belgische sociale zekerheid hebben een impact op het bepalen van de anciënniteit van een werknemer.
[1] Het feit dat afwijkende opzeggingstermijnen van toepassing zijn voor de bouwsector, neemt niet weg dat deze maatregel ook geldt voor ondernemingen uit deze sector.
[2] De toe te passen vrijstelling betreft dus niet enkel werknemers waarvoor de ontslagkost hoger is dan voorheen.