Achtergrond
In het voorjaar van 2020 vernietigde het Grondwettelijk Hof de zogenaamde bijkluswet. Door die vernietiging konden bijvoorbeeld trainers in sportclubs niet meer onbelast bijverdienen. Om dat probleem te verhelpen, werd voor 2021 een overgangsregeling voorzien voor sportclubs. In de loop van 2021 werd die regeling uitgebreid naar de socioculturele sector. Sinds dit jaar spreekt men niet meer over bijklussen, maar over verenigingswerker.
Sinds 1 januari 2022 heeft men de mogelijkheid om aan de slag te gaan als verenigingswerker. Op sociaalrechtelijk vlak wordt dit geregeld door een aanpassing van artikel 17 van het RSZ-besluit. Indien aan de voorwaarden voldaan is, zijn de prestaties van verenigingswerkers vrijgesteld van RSZ-bijdragen, zowel voor de werkgever als voor de werknemer.
Recent werd tevens een aantal andere sociaalrechtelijke reglementeringen aangepast aan deze nieuwe wetgeving.
Via de Wet van 26 april 2022 werd nu ook de fiscale behandeling van vergoedingen voor verenigingswerkers aangepast.
Nieuwe fiscale spelregels
De vergoedingen van verenigingswerkers worden – voor zover de plafonds qua maximum aantal uren voorzien in artikel 17 RSZ-Besluit worden nageleefd – niet belast als beroepsinkomsten, maar als diverse inkomsten.
Het belastbare brutobedrag van de vergoedingen omvat alle beloningen voor de tewerkstelling van de verenigingswerker, met inbegrip van vrijgestelde sociale voordelen en vergoedingen tot herstel van een tijdelijke derving van inkomsten.
De vergoedingen worden belast aan een tarief van 20 %, met een forfaitaire kostenaftrek van 50 %. De reële belastingdruk op de vrijwilligersvergoedingen bedraagt m.a.w. 10 %.
Opgelet : Indien de sociaalrechtelijke plafonds betreffende het maximaal aantal uren, zoals voorzien in art. 17 RSZ-Besluit, niet worden nageleefd, worden de vergoedingen belastbaar als beroepsinkomsten tegen het progressieve tarief en niet langer als diverse inkomsten.
Dat is eveneens het geval als het fiscale plafond van 6.390 euro voor 2022 wordt overschreden. Als een verenigingswerker in 2022 meer dan dat bedrag verdient met het verenigingswerk, wordt dat inkomen niet meer als een divers inkomen beschouwd. Het wordt dan tegen het progressieve tarief belast als een beroepsinkomen.
Bovendien zal de verenigingswerker in dat geval ook in 2023 tegen dat progressieve tarief belast worden.
Inwerkingtreding
Deze wijzigingen zijn van toepassing op de inkomsten verkregen vanaf 1 januari 2022
Bron: