Vrijstellingen toegekend door de minister van Werk
- De ondernemingen die krachtens de reglementering op het conventioneel brugpensioen erkend zijn als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering (vrijstelling toegekend door de minister van Werk).
- De ondernemingen of sectoren die verbonden zijn door een CAO die voorziet in een inspanning van ten minste 0,15% ten voordele van de risicogroepen en die zich er bovendien met een CAO toe verbonden hebben een zelfde aantal jongeren tewerk te stellen of die met de plaatsings- en beroepsopleidingsorganismen een overeenkomst hebben gesloten met het oog op de opleiding of de tewerkstelling van deze jongeren (vrijstelling toegekend door de minister van Werk, op voorstel van het beheerscomité van de RVA). Deze vrijstelling mag geen negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid opleveren.
- De ondernemingen waarvan het personeelsbestand aanhoudend en structureel geleidelijk aan vermindert (vrijstelling toegekend door de minister van Werk). Deze vrijstelling wordt echter slechts toegekend indien de werkgever kan aantonen dat hij door de toekenning van deze vrijstelling het ontslag van andere personeelsleden kan vermijden.
- De seizoensondernemingen[1], de groepen van werkgevers[2], de gefusioneerde bedrijven[3] en de gesplitste bedrijven[4] nadat zij een tewerkstellingsovereenkomst hebben gesloten met de minister van Werk, voor zover zij zich ertoe verbinden een aantal jongeren in dienst te nemen dat overeenstemt met het aantal dat door de berekening van de 3% verkregen wordt.
De precieze voorwaarden en de na te leven procedures om deze vrijstellingen te bekomen, zijn bepaald in de uitvoeringsbesluiten. Aarzel niet om contact op te nemen met uw Securex Legal Advisor als u meent van deze vrijstellingen gebruik te kunnen maken.
Vrijstelling omwille van stageplaatsen
De werkgever kan van een derde van zijn aanwervingsplicht van jongeren worden vrijgesteld indien hij een aantal stageplaatsen heeft voorbehouden aan:
- Leerlingen uit het voltijds technisch of beroepssecundair onderwijs
- Werkzoekenden jonger dan 26 jaar die een beroepsopleiding volgen
- Cursisten uit het volwassenenonderwijs jonger dan 26 jaar
- Cursisten in het kader van de middenstandsopleiding
Te vervullen voorwaarden
Deze stageplaatsen moeten aangeboden worden in het kader van een overeenkomst die zelf aan de volgende voorwaarden moet voldoen:
- Gesloten zijn tussen de werkgever en één of meer onderwijs- of opleidingsinstellingen of gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling of beroepsopleiding die deze stages organiseren en opvolgen
- In duidelijke termen de verbintenis van de werkgever verwoorden om een aantal leerlingen, studenten of cursisten de mogelijkheid te geven stage te lopen
- Duidelijk de begin- en einddatums bepalen van de periode waarin de verbintenis geldig is. Deze periode mag maximum 12 maanden bedragen[5]
- Per kwartaal het aantal leerlingen, studenten of cursisten opgeven die effectief stage zullen lopen
- Gedateerd en ondertekend worden door de werkgever en door de verantwoordelijke van elke betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling of gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding
Om recht te hebben op de vrijstelling moet het aantal leerlingen, studenten of cursisten vermeld in de overeenkomst minstens 2/3 bedragen van de aanwervingsplicht van jongeren onder de 26 jaar[6].
Om de vrijstelling te krijgen, moet de werkgever een aanvraag bij de minister van Werk indienen vergezeld van een dossier dat een aantal inlichtingen en documenten bevat[7]. Voor meer info hieromtrent kan u uw Securex Legal Advisor contacteren.
Duur van de vrijstelling
De vrijstellingsperiode vangt altijd aan op de eerste dag van een kwartaal (ten vroegste de eerste dag van het kwartaal waarin de vrijstellingsaanvraag geldig ingediend werd) en eindigt steeds op de laatste dag van een kwartaal.
De vrijstelling mag voor een periode van maximum 4 kwartalen toegekend worden. Wanneer de werkgever slechts gebruik maakt van één overeenkomst, wordt de vrijstelling toegekend voor de periode van de verbintenis die de werkgever opgegeven heeft. Maakt hij gebruik van meerdere overeenkomsten, dan wordt voor de vrijstelling enkel de periode in acht genomen waarin de som van de verbintenissen die in elk van deze overeenkomsten vermeld zijn, het minimumaantal leerlingen bereikt.
Intrekking van de vrijstelling
De minister kan beslissen om de vrijstelling in te trekken wanneer de werkgever niet bewijst dat de stageplaatsen effectief ingenomen werden, tenzij hij een geldige reden aanvoert die bevestigd wordt door de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling of gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling of beroepsopleiding.
[1] Het gaat om de onderneming waarvan het personeelsbestand met minstens 10% gestegen of gedaald is ten aanzien van het jaarlijks gemiddeld personeelsbestand en dit in de loop van een periode van ten minste 3 opeenvolgende maanden. Deze vermindering of stijging moet reeds hebben plaatsgehad tijdens de 24 maanden die de aanvraag van de vrijstelling voorafgaan.
[2] Het gaat om de technische bedrijfseenheid samengesteld uit meerdere juridische entiteiten die beantwoordt aan de criteria opgelegd in het kader van de sociale verkiezingen.
[3] Het gaat om de juridische entiteit die wordt opgericht door de fusie van verschillende juridische entiteiten en die de voortzetting is van één van deze entiteiten waarvan ze het ondernemingsnummer behoudt.
[4] Het gaat om de juridische entiteit die de voortzetting is van de juridische entiteit waarvan een deel werd opgesplitst in de vorm van een aparte juridische entiteit en die het oorspronkelijke ondernemingsnummer behoudt.
[5] De overeenkomsten met een looptijd van meer dan 12 maanden worden als overeenkomsten met een geldigheidsduur van 12 maanden beschouwd.
[6] Het resultaat van deze breuk wordt op de hogere eenheid afgerond.
[7] De minister moet de vrijstelling toekennen of weigeren binnen de 2 maanden die volgen op de datum waarop de aanvraag geldig werd ingediend. Indien er geen beslissing wordt genomen, wordt de vrijstelling geacht te zijn goedgekeurd.