Principe
In tegenstelling tot werknemers in loondienst die aan de sociale zekerheid onderworpen zijn via hun werkgever hangt de sociale zekerheid van een bedrijfsleider af van de categorie waartoe hij behoort.
Voor de bedrijfsleiders van de 1ste categorie (de "vennootschapsmandatarissen") wordt de uitoefening van een mandaat in een vereniging of een vennootschap naar rechte of in feite die zich met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt vermoed een zelfstandige activiteit te vormen [1].
Het vermoeden van onderwerping kan weerlegd worden voor zover de mandataris het bewijs kan leveren dat het mandaat gratis is.
Het onbezoldigd karakter van het mandaat moet worden bewezen in rechte. Dit betekent dat het onbezoldigd karakter duidelijk in de statuten van de vennootschap opgenomen moet zijn. Indien de statuten hieromtrent niets vermelden, moet men zich baseren op een besluit van het bevoegde orgaan.
Het onbezoldigd karakter van het mandaat moet met de feiten overeenkomen. Er mag geen toekenning zijn van beroepsinkomens voor zelfstandigen en dit voor de ganse duur van het mandaat. Opgelet: ook voordelen in natura, tantièmes, zitpenningen, … worden beschouwd als beroepsinkomens.
Indien aan de mandataris een bezoldiging toegekend wordt, moeten de statuten in die zin aangepast worden. Indien dit niet het geval is, staat het winstoogmerk vast en zal de mandataris onderworpen worden aan het sociaal statuut voor zelfstandigen voor de ganse duur van het mandaat.
Indien het vermoeden niet weerlegd wordt, zal ook de onbezoldigde mandataris zich moeten onderwerpen aan het sociaal statuut voor zelfstandigen.
Bedrijfsleiders kunnen echter een bijkomende bezoldigde activiteit uitoefenen. Zie hieromtrent het antwoord op de vraag "Kan men een vennootschapsmandaat en een bezoldigde activiteit uitoefenen?".
Voor bedrijfsleiders van de 2de categorie ("directeuren") dient op al hun inkomsten steeds het sociaal statuut van de zelfstandige toegepast te worden. De directieactiviteit wordt per definitie uitgeoefend buiten enige band van ondergeschiktheid. Een bijkomende bezoldigde activiteit is dus nooit verenigbaar met deze leidinggevende werkzaamheid.
Bedrijfsleiders die onder het sociaal statuut van zelfstandige vallen, moeten zich dus ten laatste tegen het begin van de uitoefening van het mandaat of van de activiteiten die leiden tot de onderwerping aansluiten bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen naar keuze. Zoniet zullen zij als zwartwerkers worden beschouwd en zal de RSVZ hen administratieve boetes opleggen.
Buitenlandse mandataris van een Belgische vennootschap
Wanneer een vennootschap een beroep doet op bedrijfsleiders die in het buitenland gedomicilieerd zijn, dan moet rekening gehouden worden met de bepalingen:
- Van de Europese Verordening nr. 1408/71 van 14 juni 1971 indien zij in een land verblijven dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte (EER). Deze verordening werd op 1 mei 2010 vervangen door de nieuwe Europees Verordening 883/04
- Van de overeenkomsten over sociale zekerheid die door België en het land van verblijf van de bedrijfsleider zijn afgesloten
Indien geen overeenkomst over sociale zekerheid werd afgesloten tussen België en het land waar de bedrijfsleider gedomicilieerd is, dan is deze van rechtswege onderworpen aan de Belgische socialezekerheidswetgeving. Wegens het bestaan van een onweerlegbaar vermoeden dient hij dus sociale bijdragen voor zelfstandige te betalen zelfs indien zijn mandaat niet bezoldigd is.
Wanneer er een grensoverschrijdend aspect bestaat, bezorgt de sociale kas voor zelfstandigen het dossier, bij de aansluiting van de zelfstandige, aan de Dienst Internationale Overeenkomsten van de RSVZ.
[1] Koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement van de sociale zekerheid van zelfstandige werknemers (artikel 2).