Tot 31 december 2018 moesten de werknemers pas vanaf hun 25ste verjaardag aangesloten worden. Een jongere leeftijd mocht, een hogere niet. Vanaf 1 januari 2019 vervalt de leeftijdsvoorwaarde en moeten werknemers onmiddellijk aangesloten worden. [1]
Er kan nog een objectief onderscheid tussen de personeelsleden gemaakt worden, bijvoorbeeld op basis van anciënniteit. Het gemaakte onderscheid mag er niet op gericht zijn bepaalde verplichtingen te omzeilen.
In dit verband is het belangrijk er op te wijzen dat er niet langer een verschil kan gemaakt worden tussen arbeiders en bedienden [2]. Ook een onderscheid tussen voltijdse en deeltijdse werknemers is niet mogelijk.
Indien de werkgever de werknemers de voordelen van een sociaal plan wil gunnen, dan moeten wel alle werknemers aangesloten worden (dus ook werknemers met een contract van bepaalde duur).
[1] Wet van 27 juni 2018 inzake omzetting van de richtlijn 2014/50/EUR van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren en het behoud van aanvullende pensioenrechten.
[2] Vanaf 1 januari 2015 geldt er immers een zogenaamde “stand-still periode”: er mogen geen nieuwe verschillen worden ingevoerd en de bestaande verschillen mogen niet worden verhoogd. Tegen 1 januari 2025 moeten alle verschillen tussen arbeiders en bedienden voor wat de aanvullende pensioenen betreft worden weggewerkt.