Vanaf 1 januari 2016 is de bijdrage per werknemer in uw organisatie voor iedereen gelijk. Het maakt daarbij niet uit of de werknemer onderworpen is aan het gezondheidstoezicht, of niet.
Hoofdstuk III van boek II, titel 3 van de codex over het welzijn op het werk vermeldt vijf tariefgroepen (zie hieronder).
Twee criteria
Om te bepalen welke bijdrage een onderneming betaalt, gelden twee criteria:
1. De hoofdactiviteit van de organisatie
Dat is de activiteit in de onderneming die wordt uitgevoerd door het grootste deel van de werknemers. De bijlage II.3-1 van de codex over het welzijn op het werk bevat een lijst van activiteiten per tariefgroep. Ook de NACE-codes, zullen er worden – puur informatief – aan toegevoegd.
2. De grootte van de organisatie
De tekst onderscheidt ondernemingen tot vijf werknemers en ondernemingen met meer dan vijf werknemers.
Het aantal werknemers van een organisatie is gelijk aan het aantal tewerkgestelde personen op 30 november van het voorafgaande jaar. Betaalt een onderneming bijvoorbeeld haar bijdrage voor 2023? Dan wordt haar tarief bepaald op basis van het personeelsbestand op 30 november 2022.
Tien mogelijke minimale bijdragen
Een onderneming betaalt voor elke werknemer een van de volgende tien minimale bijdragen.
2024 | Onderneming met 1 tot 5 werknemers | Onderneming met meer dan 5 werknemers |
---|---|---|
Tariefgroep 1 | €45,02 per werknemer | €52,63 per werknemer |
Tariefgroep 2 | €65,31 per werknemer | €76,73 per werknemer |
Tariefgroep 3 | €81,16per werknemer | €95,75 per werknemer |
Tariefgroep 4 | €102,72 per werknemer | €121,11 per werknemer |
Tariefgroep 5 | €120,48 per werknemer | €142,04 per werknemer |
Extra bepalingen
Een werkgever betaalt een minimale forfaitaire bijdrage voor iedere medewerker die bij hem is ingeschreven:
- Via Dimona;
- Gedurende een volledig kalenderjaar.
Gebeurde er geen Dimona-aangifte? Dan volstaat een ander document of register dat bewijst dat de medewerker tot het personeel van het bedrijf behoort.
Is een medewerker geen volledig kalenderjaar lang geregistreerd? Dan betaalt de werkgever voor elke maand dat de medewerker wél was geregistreerd, één twaalfde van de minimale forfaitaire bijdrage.
Uitzondering: de werkgever betaalt het volledige jaartarief als de externe preventiedienst aan diezelfde werknemer al een individuele dienst verleende.
Preventie-eenheden of algemene prestaties
In het nieuwe systeem zal de externe preventiedienst algemene prestaties verlenen, of werken op basis van preventie-eenheden. Afhankelijk van de groep (A, B, C of D) waartoe de onderneming behoort. Die bepaalt of de onderneming wordt beschouwd als een groot, middelgroot of klein bedrijf:
"Grote organisaties"
- Groep A: organisaties met meer dan 1000 werknemers of met een verhoogd risico;
- Groep B: organisaties met meer dan 200 werknemers of met een verhoogd risico;
- Groep C+: organisaties met minder dan 200 werknemers, die niet in categorie A of B vallen door de aanwezige risico’s, en waarbij de interne preventieadviseur een vorming van niveau II heeft.
"Kleine en middelgrote organisaties"
- Groep D: organisaties met minder dan 20 werknemers, waarbij de werkgever zelf de preventieadviseur is;
- Groep C-: organisaties met minder dan 200 werknemers, die niet in categorie A of B vallen door.
Inhoud van de prestaties | |
---|---|
A | Preventie-eenheden |
B | Preventie-eenheden |
C + | Preventie-eenheden |
C - | Algemene prestaties |
D | Algemene prestaties |