Principe: de dubbele telling
Voor de werknemers van wie de arbeidsovereenkomst aanving voor 1 januari 2014 moet een dubbele telling gebeuren om de opzegtermijn te bepalen. De opzeg die de werknemer moet betekenen, bestaat immers uit 2 delen. Het is de som van deze 2 delen die de duur van de opzegtermijn bepaalt.
Deel 1 van de opzegtermijn
Het eerste deel van de opzegtermijn wordt vastgeklikt op 31 december 2013 op basis van de wettelijke, reglementaire en conventionele regels die op dat moment van toepassing waren. De werknemer zal dit eerste deel dus moeten berekenen alsof hij op dat moment ontslag had willen nemen.
We moeten in de eerste plaats dan ook nagaan of de werknemer op dat moment arbeider of bediende was. Het feit dat de werknemer nadien van statuut veranderd is, heeft geen belang: om het eerste deel van de opzegtermijn te bepalen, houden we enkel rekening met het statuut dat van toepassing was op 31 december 2013.
Arbeiders
Gaat het om een arbeider, dan moet gekeken worden of hij een oude of een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft en hoeveel anciënniteit hij op 31 december 2013 had. Op basis van deze gegevens kan het eerste deel van de opzegtermijn op 31 december 2013 worden vastgeklikt. U kan de opzegregels die op 31 december 2013 van toepassing waren voor het ontslag van een arbeider en die nodig zijn voor het vastklikken van zijn opzegtermijn hier vinden.
Opgelet! Voor het vastklikken van het eerste deel van de opzegtermijn wordt steeds rekening gehouden met de opzegtermijnen van het paritair comité waaronder de arbeider op 31 december 2013 ressorteerde, ook indien hij nadien van paritair comité veranderde (bijvoorbeeld omwille van een wijziging van activiteit van de werkgever of wijziging van het bevoegdheidsgebied van een paritair comité).
Bedienden
Voor een bediende moet niet enkel gekeken worden naar de anciënniteit die hij op 31 december 2013 had, maar ook hoeveel zijn jaarloon op dat moment bedroeg. Op basis van deze gegevens kan het eerste deel van de opzegtermijn op 31 december 2013 worden vastgeklikt. U kan de opzegregels die op 31 december 2013 van toepassing waren voor het ontslag van een bediende en die nodig zijn voor het vastklikken van zijn opzegtermijn hier vinden.
Bijzondere regel voor 'hogere' bedienden
Voor de bedienden die op 31 december 2013 een jaarloon van meer dan 32.254 euro hadden, moest de opzegtermijn overeengekomen worden tussen de partijen, en dit ten vroegste op het ogenblik van het ontslag. Om het vastklikken op 31 december 2013 mogelijk te maken, werd een nieuwe regel voorzien, meer bepaald dat de opzegtermijn vastgesteld wordt op 1,5 maand per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit, met een maximum van:
- 4,5 maanden wanneer het bruto jaarloon op 31 december 2013 lager was dan of gelijk was aan 64.508 euro
- En 6 maanden wanneer het bruto jaarloon op 31 december 2013 64.508 euro overschreed
We hebben deze regel dan ook overgenomen in ons overzicht van de regels die van toepassing waren op 31 december 2013, ook al gaat het in feite om een nieuwe wetsbepaling.
Het Grondwettelijk Hof heeft zich in zijn arrest van 18 oktober 2018 niet moeten uitspreken over het lot van dergelijke overeenkomsten indien de arbeidsovereenkomst door de werknemer wordt beëindigd. Het is dus onzeker of er met deze overeenkomsten rekening moet gehouden worden bij de beëindiging door de werknemers.
Deel 2 van de opzegtermijn
De berekening van het tweede deel van de opzegtermijn gebeurt op basis van de nieuwe regels vanaf 1 januari 2014. De anciënniteit die hierbij in acht genomen moet worden, is de anciënniteit te rekenen vanaf 1 januari 2014. De teller wordt dus terug op 0 gezet.
In bepaalde gevallen moet deel 2 van de opzegtermijn niet berekend worden. Dit is het geval:
- Wanneer een bediende op basis van het eerste deel van de telling reeds 3 maanden opzeg (lagere bedienden) OF 4,5 of 6 maanden opzeg (hogere bedienden) geniet, omdat in dat geval het plafond bereikt Het tweede deel moet niet meer berekend worden
- Indien dit plafond nog niet bereikt werd, maar de opzeg die de bediende op basis van dat eerste deel moet naleven, wel gelijk is aan of hoger is dan 13 weken. Ook in dat geval moet het tweede deel niet meer berekend worden
De totale opzegtermijn = de som van beide delen
Om te weten welke opzegtermijn de werknemer moet betekenen, moeten we deel 1 en deel 2 van de opzegtermijn bij elkaar optellen.
Ook hier moeten we met enkele bijzonderheden rekening houden:
- In de gevallen dat we deel 2 van de opzeg niet moeten berekenen (zie hierboven), is de som van beide delen uiteraard gelijk aan deel 1
- In de gevallen dat we deel 2 van de opzeg wel moeten berekenen, is er ook nog een afwijking voorzien: wanneer een bediende op basis van het eerste deel van de telling een opzeg heeft die lager is dan 13 weken, mag de som van deel 1 en deel 2 geen 13 weken overschrijden
Voorbeelden
Voorbeeld 1
Jef, een arbeider, werkt bij zijn werkgever (PC nr. 116) sinds 15 mei 2011. Hij neemt ontslag met ingang van maandag 6 maart 2023. Zijn opzegtermijn bedraagt:
- Deel 1: 14 kalenderdagen, want Jef had minder dan 20 jaar anciënniteit op 31 december 2013
- Deel 2: 13 weken, want hij heeft meer dan 8 jaar anciënniteit vanaf 1 januari 2014
- Totale opzeg: 14 dagen + 13 weken
Voorbeeld 2
Louise, een bediende, werkt bij haar werkgever sinds 1 maart 2010. Haar jaarloon op 31 december 2013 was lager dan 32.254 euro. Ze neemt ontslag met ingang van maandag 6 februari 2023:
- Deel 1: 1,5 maand, want Louise heeft minder dan 5 jaar anciënniteit op 31 december 2013
- Deel 2: 13 weken, want Louise heeft meer dan 8 jaar anciënniteit op 6 februari 2023 (te rekenen vanaf 1 januari 2014)
- Totale opzeg: 13 weken, want wanneer een bediende op basis van het eerste deel van de telling een opzeg heeft die lager is dan 13 weken, mag de som van deel 1 en deel 2 geen 13 weken overschrijden
Voorbeeld 3
Marie, een bediende, werkt bij haar werkgever sinds 1 juni 2007. Haar jaarloon is op 31 december 2013 hoger dan 32.254 euro. Ze neemt ontslag met ingang van maandag 1 mei 2023:
- Deel 1: 3 maanden, want Marie heeft tussen 5 en 10 jaar anciënniteit op 31 december 2013 en haar jaarloon is hoger dan 32.254 euro op deze datum
- Deel 2: In dit geval moeten we niet overgaan tot de berekening van het 2de deel, aangezien de opzeg die Marie op basis van het eerste deel moet naleven al gelijk is aan of hoger is dan 13 weken
- Totale opzeg: 3 maanden
Voorbeeld 4
Luc, een bediende, werkt bij zijn werkgever sinds 1 maart 1985. Zijn jaarloon is op 31 december 2013 hoger dan 64.508 euro. Hij neemt ontslag met ingang van maandag 2 januari 2023:
- Deel 1: termijn geplafonneerd op 6 maanden, want Luc zit in zijn 5de schrijf van 5 jaar anciënniteit op 31 december 2013 en heeft een jaarloon dat hoger is dan 64.508 euro op deze datum
- Deel 2: In dit geval moeten we niet overgaan tot de berekening van het 2de deel, aangezien het plafond van 6 maanden bereikt is
- Totale opzeg: 6 maanden
Voorbeeld 5
Mario, een bediende, werkt bij zijn werkgever sinds 1 maart 2010. Zijn jaarloon is op 31 december 2013 hoger dan 32.254 euro. Hij neemt ontslag met ingang van maandag 8 mei 2023:
- Deel 1: 1,5 maand, want Mario heeft minder dan 5 jaar anciënniteit op 31 december 2013
- Deel 2: 13 weken, want Mario heeft meer dan 8 jaar anciënniteit op 8 mei 2023 (te rekenen vanaf 1 januari 2014)
- Totale opzeg: 13 weken, want wanneer een bediende op basis van het eerste deel van de telling een opzeg heeft die lager is dan 13 weken, mag de som van deel 1 en deel 2 geen 13 weken overschrijden
Opmerking: er werd geen omzettingsregel voorzien om de dagen en maanden uit het eerste deel van de telling om te zetten in weken. De werknemer zal dus een ‘dubbele opzeg’ moeten betekenen.