Eénzijdig verzoekschrift
De ondernemingen die te maken krijgen met collectieve acties die geleid hebben tot bepaalde feitelijkheden, kunnen, wanneer de dialoog onmogelijk geworden is, een rechtsprocedure inleiden, meer bepaald met een eenzijdig verzoekschrift gericht aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg[1]. Deze vordering mag enkel ingeleid worden in geval van volstrekte noodzakelijkheid en moet betrekking hebben op “feiten in de marge” van de uitoefening van het stakingsrecht. De eiser zal zoveel mogelijk bewijzen moeten inzamelen om zijn eis te staven.
De indiening van zo’n verzoekschrift is met name in de volgende hypothesen mogelijk:
- Financiële schade berokkend aan de werkgever of aan derden (onderaannemers, leveranciers, klanten, werknemers die niet staken)
- Daden van geweld, bedreigingen, opsluiting, vandalisme,…
- Mogelijk verlies van contracten wegens de stakingsacties of het in gevaar brengen van een kwetsbare onderneming
- Schade berokkend aan het materiaal, de voertuigen van de onderneming en acties die de veiligheid in gevaar brengen
De rechter zal op basis van concrete feiten de rechten en belangen van de eisers en de stakers moeten afwegen en een oordeel moeten vellen, zonder zich te mengen in het collectief conflict zelf. Wanneer zijn beschikking gunstig uitvalt voor de werkgever, kan deze een gerechtsdeurwaarder gelasten om ze te doen uitvoeren, eventueel met de hulp van de politie.
De beslissing van de rechter is voorlopig en kan inzonderheid betrekking hebben op:
- De toepassing van een dwangsom op al wie weigert zich ernaar te schikken
- De opheffing van de blokkades
- De tussenkomst van de politiediensten om de orde en de veiligheid te handhaven
- Het verbod om bepaalde onwettige actiemiddelen te blijven gebruiken
In de praktijk levert een preventief beroep op de rechter opdat hij in zijn beschikking de stakingspiketten vooraf zou verbieden, weinig resultaten op. Er wordt immers geoordeeld dat het stakingspiket integraal deel uitmaakt van de uitoefening van het stakingsrecht, zolang alles vreedzaam verloopt. De rechters zullen doorgaans dan ook weinig geneigd zijn om de werkgever te volgen in zijn eis, omdat het al dan niet vreedzame karakter van het stakingspiket niet op voorhand vastgesteld kan worden.
Men moet steeds voorzichtig omspringen met dergelijke eenzijdige verzoekschriften. Enerzijds kan een rechterlijke tussenkomst de sociale betrekkingen grondig verstoren en bijgevolg bijkomende en inzonderheid gerechtelijke acties uitlokken vanwege de vakbonden (aangezien het verzoekschrift eenzijdig is, mogen de stakers zich achteraf tot de rechter wenden om zich tegen de gewezen beschikking te verzetten[2]).
Anderzijds heeft het Hof van Cassatie met het arrest "Crown" van 8 december 2014[3] in herinnering gebracht dat de voorzitter van de rechtbank in het kader van een collectief conflict enkel in geval van volstrekte noodzakelijkheid gevat mag worden met een eenzijdig verzoekschrift. Dat veronderstelt dat zo’n verzoekschrift uitgesloten is wanneer de tegenpartij geïdentificeerd is en zodra een procedure op tegenspraak mogelijk is, zelfs met een inkorting van de dagvaardingstermijn in kort geding.
Met andere woorden, het eenzijdig verzoekschrift zou enkel betrekking mogen hebben op feitelijkheden gepaard gaand met de staking die de vrees voor een ernstig en dreigend gevaar voor de onderneming rechtvaardigen. De vraag vanaf wanneer de verdediging van de werkgeversbelangen een inmenging in het beheer van het collectief conflict uitmaakt, laat, bij gebreke van wetgeving, jammer genoeg ruimte voor uiteenlopende interpretaties in de rechtspraak.
Klacht / schadevergoeding
Wanneer strafrechtelijke inbreuken worden gepleegd gedurende stakingsacties (bijvoorbeeld, kwaadwillige belemmering van het verkeer, sabotage, vernieling van publieke goederen, enz.) kan de werkgever, in de hoedanigheid van slachtoffer, nadien steeds klacht indienen bij de politie en een schadevergoeding vragen voor de geleden schade. Hetzelfde geldt voor derden die van mening zijn dat ze schade hebben geleden.
Vakbonden genieten niet van de rechtspersoonlijkheid, de klacht zal dus ingediend moeten worden tegen de persoon (of personen) die de inbreuk heeft (hebben) gepleegd.
[1] Gerechtelijk wetboek, artikel 584.
[2] Gerechtelijk wetboek, artikel 1122.
[3] Hof van Cassatie, arrest van 8 december 2014, nr. C.12.0468.N.