Om te vermijden dat het inzetten van uitzendkrachten het effect van een stakingsactie door de vaste werknemers van een onderneming teniet zou doen, werd een verbod opgelegd om uitzendkrachten tewerk te stellen in geval van staking: een uitzendbureau mag geen uitzendkrachten bij een gebruiker inzetten of behouden in geval van staking of lock-out[1].
Dat verbod geldt ook voor de uitzendkrachten die reeds vóór de staking bij de gebruiker aan het werk zijn. De uitzendkrachten die van het werk teruggeroepen worden, verliezen hun loon voor de uren of dagen waarop zij niet gewerkt hebben omwille van de staking.
Het verbod kan in sommige gevallen afgezwakt worden. Enerzijds is het niet van toepassing in geval van andere vakbondsacties dan een staking, zoals betogingen. Maar voorzichtigheid blijft geboden aangezien de acties steeds tot een staking kunnen leiden. Anderzijds mogen de uitzendkrachten aan het werk gehouden worden in de exploitatiezetels of afdelingen van de onderneming waar niet gestaakt wordt. Diezelfde redenering kan in principe doorgetrokken worden wanneer slechts één personeelscategorie staakt (de arbeiders bijvoorbeeld). Ook hier moet men voorzichtig blijven, vooral bij stakingen die op nationaal niveau georganiseerd worden.
De betrokken werkgever moet het uitzendkantoor inlichten. Dat moet zijn uitzendkrachten dan terugroepen tijdens de periodes die gedekt zijn door de staking. Anders riskeren de uitzendkantoren administratieve of strafrechtelijke sancties.
[1] Artikel 19 van de CAO nr. 108 van 16 juli 2013 betreffende de tijdelijke arbeid en de uitzendarbeid, artikel 19 (koninklijk besluit van 26 januari 2014).