Inloggen
Service & Contact Securex.be
Inloggen

Sociale en fiscale behandeling van de eerste pijler: milieuvriendelijke wagen

De sociale en fiscale behandeling van het mobiliteitsbudget is identiek aan de behandeling van het voordeel dat voortvloeit uit het kosteloos gebruik voor privédoeleinden van een bedrijfswagen die door de werkgever ter beschikking wordt gesteld.

Laatst bijgewerkt op 24 januari 2024

De sociale en fiscale behandeling van het mobiliteitsbudget is identiek aan de behandeling van het voordeel dat voortvloeit uit het kosteloos gebruik voor privédoeleinden van een bedrijfswagen die door de werkgever ter beschikking wordt gesteld.

Sociale behandeling

Vrijstelling van gewone sociale bijdragen

Het mobiliteitsbudget werd toegevoegd aan de lijst van de voordelen die zijn uitgesloten van het loonbegrip dat als grondslag dient voor de berekening van de sociale bijdragen [1]. Dat betekent dat op dit bedrag geen persoonlijke noch werkgeversbijdragen betaald moeten worden.

Solidariteitsbijdrage ten laste van de werkgever

Net als voor een bedrijfswagen is de werkgever echter een solidariteitsbijdrage verschuldigd op de eerste pijler van het mobiliteitsbudget, die wordt berekend op de wagen die in het kader van die eerste pijler wordt gekozen.

De solidariteitsbijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd. De sancties bij niet-betaling van deze bijdrage zijn identiek aan de sancties die worden opgelegd bij niet-betaling van de solidariteitsbijdrage voor een bedrijfswagen. Raadpleeg voor meer informatie over de solidariteitsbijdrage onze uitleg over de sociale behandeling van de bedrijfswagen.

Artikel 45 van RSZ-wet

Artikel 45 van de RSZ-wet van 28 november 1969 bepaalt het volgende: elk onderscheid bij het toekennen van aanvullende voordelen tussen werknemers behorende tot eenzelfde categorie is niet geoorloofd. De toepassing van dit artikel is in principe beperkt tot aanvullingen bij de sociale zekerheidsvoordelen, wat niet het geval is voor het mobiliteitsbudget. Om de rechtszekerheid op dat vlak te waarborgen heeft de wetgever de toepassing van dit artikel echter uitgesloten voor het mobiliteitsbudget (zie het 5de lid van dit artikel).

Fiscale behandeling

Belastbaar voordeel bij de werknemer

De eerste pijler van het mobiliteitsbudget is een belastbaar voordeel, dat wordt berekend op basis van het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het privégebruik van de  wagen die in het kader van de eerste pijler werd gekozen.

Bedrag van de bestedingen in pijler 1

Een koninklijk besluit van 10 september 2023 bepaalt de formules aan de hand waarvan het bedrag van de bestedingen in pijler 1 vanaf 1 januari 2024 moet worden berekend op basis van de werkelijke kosten, of kan worden berekend op basis van forfaitaire waarden.

Dit koninklijk besluit voorziet dus in twee berekeningsformules: één op basis van werkelijke kosten, de andere op basis van forfaitaire waarden.

Formule op basis van werkelijke kosten

Deze formule bestaat uit alle werkelijke kosten die worden gemaakt door de werkgever voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en de daarmee gerelateerde kosten op voorwaarde dat deze kosten zijn opgenomen in het kader van het bedrijfswagenbeleid. Zo niet, kunnen die kosten niet in rekening worden.

Het koninklijk besluit somt de werkelijke kosten op die in aanmerking worden genomen en specificeert dat dit een exhaustieve lijst is. Bijgevolg mogen alleen de kosten op deze lijst in aanmerking worden genomen.

Je vindt deze exhaustieve lijst in het downloadgedeelte van deze pagina.

Forfaitaire formule

Het koninklijk besluit geeft werkgevers ook de mogelijkheid om het bedrag van de bestedingen in pijler 1 te berekenen aan de hand van een forfaitaire formule. Deze formule verschilt naargelang het voertuig gehuurd of geleased wordt, dan wel het om een voertuig in eigendom of in financiële leasing gaat.

In beide gevallen bestaat de formule echter uit twee delen:

  • een ‘vaste’ component
  • en een ‘variabele’ component

De vaste component is gelijk aan:

  • voor een gehuurd of geleased voertuig: de jaarlijkse kost van de huur- of leasing + gemiddelde jaarlijkse kost van alle kosten die niet begrepen zijn in het huur- of leasecontract (op voorwaarde dat het bedrijfswagenbeleid erin voorziet) + niet-aftrekbare btw + belasting op de niet-aftrekbare autokosten + CO2-solidariteitsbijdrage ten laste van de werkgever
  • voor een voertuig in eigendom of in financiële leasing: 25 % van de cataloguswaarde van het voertuig (de 25% is gebaseerd op de kost van een gemiddeld voertuig dat 30.000 km per jaar aflegt).

De variabele component is identiek voor gehuurde of geleasede voertuigen en voor voertuigen in eigendom of in financiële leasing. Ze hangt af van het aantal kilometers dat wordt afgelegd tussen de woon- en werkplaats gedurende 200 dagen, en een aantal zuiver privékilometers dat forfaitair wordt vastgesteld op 6.000 kilometer.

Als de brandstofkosten echter al zijn begrepen in de jaarlijkse huur- of leasekost (en dus in de vaste component van de formule) moet uiteraard geen rekening meer worden gehouden met een variabele component.

Raadpleeg voor meer informatie onze uitleg over de fiscale behandeling van de bedrijfswagen.

[1] Artikel 14 § 3ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.

 

Alle artikelen over Wat is de sociale en fiscale behandeling van het mobiliteitsbudget?