Lees eerst even dit…
Vaststellen of een medewerker het statuut van werknemer of van zelfstandige heeft, was altijd al een heel netelige zaak. Vandaar dat er hierover overvloedige rechtspraak bestaat.
Tot in 2012 hielden de rechtbanken in de eerste plaats rekening met de feitelijke toestand en niet met het door de partijen gekozen statuut.
Een arrest van het Hof van Cassatie van 23 december 2002 zorgde voor een ommezwaai en gaf voorrang aan de door de partijen gegeven kwalificatie. Volgens een methode op basis van indiciën werd nagegaan of deze kwalificatie overeen kwam met de situatie op de werkvloer. Als te veel tegengestelde elementen aanwezig waren, kon de door de partijen gegeven kwalificatie worden verworpen. De gezagsband kwam in de eerste plaats tot uiting door een juridische ondergeschiktheid en niet door een economische afhankelijkheid. Er bleven echter veel grensgevallen bestaan en er deed zich nog te veel sociale fraude voor.
Daarom nam de wetgever een regelgeving over de aard van de arbeidsrelaties aan die in de lijn ligt van de rechtspraak na het arrest van 2002 en poogt de te talrijke schaduwzones te verhelderen. Om het bewijs van het bestaan van een band van ondergeschiktheid te vergemakkelijken, werden twee mechanismen ingevoerd:
- het mechanisme van de criteria dat hieronder in deze fiche wordt belicht;
- het mechanisme van het weerlegbaar vermoeden in welbepaalde sectoren dat aan bod komt in de fiche Werknemer of zelfstandige? De aard van de arbeidsrelaties - 2. Het mechanisme van het vermoeden.
Tenslotte werd een administratieve commissie ter regeling van de arbeidsrelatie opgericht.
Enkele definities
De wet betreffende de aard van de arbeidsrelaties geeft de volgende definities:
- De arbeidsrelatie is de professionele samenwerking betreffende het presteren van arbeid door een partij in de hoedanigheid van hetzij werknemer hetzij zelfstandige
- Een werknemer is een persoon die er zich in een arbeidsovereenkomst toe verbindt, tegen betaling van een loon, onder het gezag van de andere partij, de werkgever, arbeid te verrichten
- Een zelfstandige is een natuurlijke persoon die een beroepsactiviteit uitoefent buiten een gezagsband en die niet verbonden is door een statuut
Hieruit kan worden afgeleid dat een ‘schijnzelfstandige’ een persoon is die onterecht als zelfstandige werd aangegeven bij de socialezekerheidsinstellingen (op eigen initiatief of op initiatief van de opdrachtgever), terwijl die persoon veeleer onder het werknemersstelsel valt.
Opmerking: Het voordeel voor een ‘schijnzelfstandige’ is dat hij zich kan onttrekken aan de veel hogere socialezekerheidsbijdragen van het werknemersstelsel en aan de vaak dwingende regels van het arbeidsrecht en het sociale zekerheidsrecht. Het voordeel van een schijnwerknemer is dan weer dat hij kan genieten van de sociale prestaties van dat stelsel, die over het algemeen veel hoger zijn dan die van het stelsel der zelfstandigen.
Werknemer of zelfstandige: een keuze?
Principe: de vrije keuze
De wet betreffende de aard van de arbeidsrelaties bekrachtigt het principe van de wilsautonomie[1]. De partijen kiezen vrij de aard van hun arbeidsrelatie[2]. Ze beslissen dus samen of de overeenkomst tussen hen een arbeidsovereenkomst (werknemer) of een aannemingsovereenkomst (zelfstandige samenwerking) zal zijn. De daadwerkelijke en concrete uivoering van die overeenkomst moet uiteraard overeenstemmen met de kwalificatie die de partijen hebben gekozen. Met andere woorden, de gekozen kwalificatie moet aansluiten bij de werkelijke situatie. Als dat niet het geval is, zal voorrang worden gegeven aan de kwalificatie die overeenstemt met de daadwerkelijke uitoefening van de arbeidsrelatie.
Voorwaarden voor herkwalificatie
De arbeidsrelatie wordt geherkwalificeerd en het overeenstemmende socialezekerheidsstelsel zal van toepassing zijn:
- Hetzij wanneer bij de uitoefening van de arbeidsrelatie voldoende elementen aanwezig zijn die onverenigbaar zijn met de kwalificatie die door de partijen aan de arbeidsrelatie werd gegeven
- Hetzij wanneer de kwalificatie die door de partijen aan de arbeidsrelatie werd gegeven, niet overeenstemt met de vermoedelijke aard van de arbeidsrelatie en dit vermoeden niet wordt weerlegd (we gaan uitvoerig in op dit mechanisme van het vermoeden in de fiche Werknemer of zelfstandige? De aard van de arbeidsrelaties - 2. Het mechanisme van het vermoeden)
Opgelet! De herkwalificatie mag nooit in strijd zijn met bestaande wettelijke en reglementaire bepalingen.
De mechanismen die de wet invoert om een grotere rechtszekerheid te waarborgen
De wet:
- Bepaalt vier niet-limitatieve algemene criteria die het mogelijk maken het bestaan of de afwezigheid van een gezagsband te beoordelen. Deze algemene criteria kunnen op sectoraal niveau worden aangevuld met specifieke criteria
- Stelt voor specifieke sectoren een weerlegbaar vermoeden betreffende de aard van de arbeidsrelatie vast en biedt die sectoren de mogelijkheid om criteria op te stellen die echt passend voor hen zijn
- Voert een preventief luik in via de administratieve commissie ter regeling van de arbeidsrelatie (ook sociale rulingcommissie genoemd)
Vier algemene criteria
Algemene criteria
Op basis van vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie bepaalde de wet vier relevante algemene criteria die het mogelijk maken het bestaan of de afwezigheid van een gezagsband te beoordelen. Het gaat om een niet-limitatieve lijst op basis waarvan men zich een overtuiging kan vormen voor de beoordeling van de aard van de arbeidsrelatie. Deze soepelheid is noodzakelijk wegens de realiteit op de werkvloer, de verscheidenheid aan beroepen, de specifieke bijzonderheden van elke sector en de onvermijdelijke evolutie van de arbeidsrelaties. Deze vier criteria, die aangeven of er al dan niet een juridische band van ondergeschiktheid bestaat, zijn:
- De wil van de partijen zoals die in hun overeenkomst werd uitgedrukt (in de gehele overeenkomst en niet alleen in de titel)[3], voor zover deze niet in strijd is met de openbare orde, de goede zeden en de dwingende wetten en overeenstemt met de effectieve uitvoering van de overeenkomst. Als het om een mondelinge overeenkomst gaat, kan de echtheid van de band van ondergeschiktheid worden nagegaan door een analyse van de feitelijke contractuele relatie op basis van de andere algemene criteria.
- De vrijheid of het gebrek aan vrijheid van organisatie van de werktijd, die geval per geval wordt beoordeeld
- De vrijheid of het gebrek aan vrijheid van organisatie van het werk, die wordt beoordeeld in de mate dat de zelfstandige een resultaatsverbintenis op zich neemt
- De mogelijkheid een hiërarchische controle uit te oefenen
Niet-relevante criteria
Hoewel de analyse van deze vier criteria het mogelijk maakt een arbeidsrelatie te herkwalificeren, moeten bij de beoordeling niettemin de verplichtingen die inherent zijn aan de uitoefening van een beroep in overweging worden genomen, wanneer deze door of krachtens een wet worden opgelegd. Als voorbeeld kunnen we aanhalen dat het in acht nemen van een strikt uurrooster van rondes bij patiënten een verplichting is die inherent is aan de uitoefening van het beroep van verpleegster, die duidelijk niet in aanmerking mag worden genomen om de aard van de arbeidsrelatie te beoordelen (Arbrb. Luik, 7 mei 2008).
Een ander voorbeeld is dat er geen ondergeschiktheidsrelatie bestaat tussen een beëdigde tolk die werkt op verzoek van de gerechtelijke autoriteiten en de FOD Justitie. De verplichtingen van de beëdigde tolk zijn inherent aan de uitoefening van het beroep en worden opgelegd door of krachtens de wet, en kunnen derhalve niet in aanmerking worden genomen bij de kwalificatie van de arbeidsverhouding (Arbh. Brussel, 8 september 2017).
Bovendien hebben bepaalde elementen, op zichzelf genomen, geen invloed op de beoordeling van het al dan niet bestaan van de gezagsband:
- De titel van de overeenkomst
- De inschrijving bij een instelling van sociale zekerheid (RSZ, RSVZ, enz.)
- De inschrijving bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen
- De inschrijving bij de administratie van de BTW
- De wijze waarop de inkomsten bij de fiscale administratie worden aangegeven
Deze elementen kunnen, samengevoegd met andere elementen, een aanwijzing vormen voor de wil van de partijen, maar ze mogen niet als doorslaggevend worden beschouwd.
Een lijst van specifieke criteria
Het principe
De vier algemene criteria kunnen ontoereikend blijken.
Daarom bepaalt de wet dat bij koninklijk besluit een lijst kan worden opgesteld met specifieke criteria die eigen zijn aan één of meerdere sectoren, één of meerdere beroepen, één of meerdere categorieën van beroepen of één of meerdere beroepsactiviteiten, om de algemene criteria aan te vullen[4].
Bij wijze van voorbeeld kan deze lijst van specifieke criteria meer bepaald elementen van socio-economische en/of juridische aard bevatten met betrekking tot:
- Verantwoordelijkheid en beslissingsmacht over de financiële middelen om de onderneming rendabel te houden
- Een vaste en/of gewaarborgde bezoldiging
- Persoonlijke en substantiële investering in de onderneming met eigen middelen en persoonlijke en substantiële deelname in de winsten en verliezen van de onderneming
- De mogelijkheid personeel in dienst te nemen of zich te laten vervangen
- Zich kenbaar maken als onderneming ten overstaan van de medecontractant of van derden
- In ruimtes en/of met materiaal werken die in eigen bezit zijn
Deze specifieke criteria mogen enkel bestaan uit elementen die al dan niet op het bestaan van een gezagsband wijzen. Ze kunnen de vier algemene criteria aanvullen, maar ze kunnen er in geen geval van afwijken.
Bij samenloop tussen sectoreigen criteria, beroepseigen criteria en/of criteria eigen aan een beroepscategorie hebben de laatstgenoemde voorrang op de vorige.
De procedure om deze specifieke criteria vast te stellen
De regering kan deze specifieke criteria alleen vaststellen nadat het advies van de volgende organen werd ingewonnen:
- Het Directiecomité van het Federaal Aansturingsbureau van de sociale inlichtingen en opsporingsdienst
- De bevoegde paritaire comités of subcomités of de Nationale Arbeidsraad (NAR) wanneer verschillende paritaire comités bevoegd zijn of bij ontstentenis van bevoegd of werkend paritair (sub)comité of subcomité
- De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O., die zijn advies uitbrengt na raadpleging van de betrokken sectoren en beroepen en als er een bestaat, de beroepsorde die of het beroepsinstituut dat voor het betrokken beroep door de wet is aangesteld.
Deze organen hebben vier maanden de tijd om te antwoorden op het verzoek tot advies van de bevoegde ministers (Middenstand en sociaal statuut van de zelfstandigen, Werk en Sociale Zaken).
Indien binnen de gestelde termijn geen eensluidend en eenparig advies werd verstrekt, kan de regering alleen specifieke criteria vaststellen voor de betrokken sector(en), beroep(en), categorie(ën) van beroepen of beroepsactiviteit(en) bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad.
De ministers kunnen deze organen vragen een advies uit te brengen, hetzij op hun eigen initiatief, hetzij op vraag van de bevoegde paritaire (sub)comités, de NAR, de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O. of van de organisaties die erin vertegenwoordigd zijn.
Als ze tegelijk verschillende aanvragen tot advies ontvangen, bepalen ze een kalender voor de indiening van de adviesaanvragen.
Een vermoeden van het bestaan van een band van ondergeschiktheid
De wet heeft een mechanisme van weerlegbaar vermoeden van het bestaan van een band van ondergeschiktheid tussen de partijen ingevoerd. Dit vermoeden is alleen van toepassing op welbepaalde sectoren[1] en als een aantal criteria vervuld zijn. Het gaat om vier door de wet beoogde sectoren die daarom hadden verzocht. Andere sectoren kunnen zich op de lijst toevoegen als ze een door de wet vastgestelde procedure volgen
De administratieve commissie ter regeling van de arbeidsrelatie
Samenstelling
De administratieve commissie ter regeling van de arbeidsrelatie bestaat uit verschillende kamers.
Elke kamer is samengesteld uit een gelijk aantal leden die worden aangewezen:
- Enerzijds, op voorstel van de minister van Middenstand onder de personeelsleden van zijn administratie of van het RSVZ, en
- Anderzijds, op voorstel van de minister van Sociale Zaken en van Werkgelegenheid onder de personeelsleden van hun administraties of van de RSZ.
Het mag niet gaan om ambtenaren van die administraties (Middenstand, Sociale Zaken en Werkgelegenheid).
Elke kamer wordt voorgezeten door een beroepsmagistraat benoemd bij een arbeidsgerecht bedoeld in het artikel 81 of 103 van het Gerechtelijk Wetboek. Een plaatsvervangende voorzitter, eveneens benoemd bij een arbeidsgerecht, heeft geen permanente opdrachten en wordt benoemd om de verhinderde voorzitters tijdelijk te vervangen
De leden van de kamers worden door de regering benoemd. Zij bepaalt de samenstelling en de werking van de administratieve commissie.
De administratieve commissie kan beslissen om deskundigen van de betrokken sector(en) of van het betrokken beroep of beroepen te horen alsook experten van een andere betrokken overheidsinstelling.
De rol van de administratieve commissie
De kamers van de administratieve commissie hebben als taak adviezen te verlenen of te beslissen over de kwalificatie van een bepaalde arbeidsrelatie. De kamers spreken zich dus uit over bijzondere gevallen en vervullen een rol van sociale ruling. De beslissingen worden geval per geval genomen.
Deze adviezen kunnen gegeven of de beslissingen kunnen genomen worden:
- Op gezamenlijk initiatief van de partijen bij de arbeidsrelatie,die er samen een aanvraag toe doen rechtstreeks bij de administratieve commissie,
- Ofwel voorafgaand aan de aanvang van de arbeidsrelatie
- Ofwel binnen een termijn van één jaar vanaf de aanvang van de arbeidsrelatie
- Ofwel binnen een termijn van één jaar, te rekenen vanaf het nieuwe element dat er aanleiding toe geeft de arbeidsrelatie opnieuw te beoordelen, ofwel binnen een termijn van één jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van artikel 337/3 (vermoeden voor de digitale platforms), of van het in artikel 334, 337/1 of 337/2 bedoeld koninklijk besluit (vermoeden betreffende de aard van de arbeidsrelatie) voor zover dit van toepassing is op de betrokken arbeidsrelatie.
- Op initiatief van een enkele partij bij de arbeidsrelatie die een aanvraag doet rechtstreeks bij de administratieve commissie:
- Ofwel voorafgaand aan de aanvang van de arbeidsrelatie
- Ofwel binnen een termijn van één jaar vanaf de aanvang van de arbeidsrelatie
- Ofwel binnen een termijn van één jaar, te rekenen vanaf het nieuwe element dat er aanleiding tot geeft de arbeidsrelatie opnieuw te beoordelen.
De sociale verzekeringsfondsen alsook de sociale secretariaten informeren elk van de partijen bij de arbeidsrelatie op nuttige wijze over de bepalingen.
Gevallen waarin geen beslissing kan worden genomen
Er kan geen beslissing worden genomen:
- Wanneer op het ogenblik van de indiening van het verzoek de bevoegde diensten van de instellingen van sociale zekerheid een onderzoek hebben geopend of een strafrechtelijk onderzoek betreffende de aard van de arbeidsrelatie werd geopend
- Wanneer de aard van de betrokken arbeidsrelatie bij een arbeidsrechtbank aanhangig werd gemaakt of deze zich er reeds over uitgesproken heeft.
Advies
De adviezen zijn niet bindend voor de instellingen die in de administratieve commissie vertegenwoordigd zijn, evenals de socialeverzekeringsfondsen
In het geval van een verzoek om advies, is de procedure voor de administratieve commissie niet tegensprekelijk. In geval van een verzoek om advies door één partij, dient deze partij wanneer de administratieve commissie in haar advies de arbeidsrelatie anders kwalificeert dan de door de partijen gekozen juridische kwalificatie, de andere partij van de arbeidsrelatie hiervan kennis te geven binnen een termijn van 30 dagen door een aangetekende brief of op elke andere wijze van kennisgeving bepaald door een koninklijk besluit.
Invloed van de beslissingen
In afwijking van de hogervermelde termijnen kunnen de beslissingen tevens worden genomen op initiatief van een partij die in kennis werd gesteld van een advies van de commissie op basis van artikel 338/1, tweede lid (vraag om advies van een partij en die er een aanvraag toe doet binnen een termijn van één jaar vanaf de dag van de kennisgeving van het advies, of op initiatief van beide partijen binnen dezelfde termijn.
In geval de administratieve commissie gevat wordt in dit kader en de aanvraag niet kennelijk onontvankelijk is, wordt de andere partij verzocht tussen te komen in de zaak opdat de procedure voor de administratieve commissie tegensprekelijk zou zijn.
Teneinde enige bekendheid te genereren, en in voorkomend geval de mogelijkheid te geven aan personen die voor dezelfde onderneming werken en in dezelfde omstandigheden, om hun vragen te groeperen zodat zij samen kunnen worden onderzocht, brengt de administratieve commissie de Nationale Arbeidsraad op de hoogte van de aanvragen tot beslissingen met respect voor het recht op respect voor het privéleven. Omwille van die reden worden de namen van de werknemers en medewerkers niet vermeld. Enkel de naam van de onderneming en de relevante feiten die nodig zijn om de arbeidsrelatie te bepalen worden meegegeven.
Indien meerdere personen onder dezelfde voorwaarden en voor eenzelfde onderneming werken kan de administratieve commissie oordelen dat verschillende aanvragen tot beslissing samen behandeld worden. In dit geval informeert de administratieve commissie onverwijld de betrokken partijen van de vraag of vragen om samen te voegen.
Iedere partij van de arbeidsrelatie kan argumenten tegen of voor de samenvoeging van aanvragen overmaken aan de administratieve commissie. De administratieve commissie bezorgt in geval van samenvoeging van aanvragen de betrokken partijen de motivatie ten laatste twee maanden na het indienen van de aanvraag. In geval van samenvoegen van aanvragen neemt de administratieve commissie een individuele beslissing per afzonderlijke aanvraag. Tot slot stuurt de commissie haar beslissing naar de instellingen die in de administratieve commissie vertegenwoordigd zijn binnen een termijn van één maand volgend op de kennisgeving van de beslissing aan de betrokken partijen.
Deze beslissingen zijn bindend voor de instellingen die in de administratieve commissie vertegenwoordigd zijn en voor de sociaalverzekeringsfondsen (dus de RSZ, het RSVZ en de sociale verzekeringsfondsen):
- Voor zover de door de partijen verstrekte gegevens volledig en juist zijn (als dat niet zo is, wordt de beslissing geacht nooit te hebben bestaan)
- En de voorwaarden betreffende de uitvoering van de arbeidsrelatie waarop de beslissing werd gegrond, niet gewijzigd werden (bij wijziging heeft de beslissing niet langer uitwerking vanaf de dag van de wijziging van deze voorwaarden)
De betrokken instellingen kunnen dus altijd controleren of de elementen die aan de grondslag van de beslissing van de administratieve kamer lagen, behouden zijn gebleven.
Beroep tegen de beslissingen
De partijen kunnen voor de arbeidsrechtbanken beroep aantekenen tegen de beslissing binnen de maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing via aangetekend schrijven.
De rechter kan, alvorens ten gronde te oordelen, beslissen dat het beroep al dan niet een schorsende werking heeft ten aanzien van de partijen van de arbeidsrelatie en de instellingen van sociale zekerheid die in de schoot van de administratieve commissie zetelen. De verzoekende partij kan daartoe in elke stand van het geding de zaak voor de rechter brengen door middel van een eenvoudig, geschreven verzoek, ingediend of geadresseerd aan de griffie en in zoveel exemplaren als er partijen zijn plus één
De griffie roept de partijen op en in voorkomend geval hun advocaat bij eenvoudig verzoek of, wanneer de partij niet op zitting is verschenen en geen advocaat heeft, bij gerechtsbrief. Een exemplaar van het verzoek is bij de dagvaarding gevoegd.
De rechter beslist in functie van de motivering van de betwiste beslissing en de effecten die zij zou kunnen hebben wanneer de uitvoering al dan niet zou worden geschorst gedurende de procedure.
De beslissing wordt binnen de acht dagen bij gerechtsbrief meegedeeld aan de instellingen van sociale zekerheid.
Wordt geen beroep aangetekend, dan wordt de beslissing definitief en kunnen de partijen ze niet meer betwisten.
Verslag en rechtspraak
Elk jaar stelt de administratieve commissie een verslag op waarin haar rechtspraak en haar adviezen worden opgenomen.
Hoven en rechtbanken
Uiteraard behouden de hoven en rechtbanken hun soevereine bevoegdheid om de aard van een bepaalde arbeidsrelatie te beoordelen, rekening houdende met de algemene criteria en eventueel met de specifieke criteria en/of het vermoeden.
Wanneer een instelling van de sociale zekerheid de aard van een arbeidsrelatie betwist, moet ze vooraf de rechtspraak van de administratieve commissie raadplegen.
Regularisatie
Bij herkwalificatie tot arbeidsrelatie van werknemer (schijnzelfstandige)
- De rechtzetting zal enkel betrekking hebben op de bijdragen als dusdanig en niet op de verhogingen, intresten en andere kosten of sancties
- De bijdragen die sinds de inwerkingtreding verschuldigd zouden zijn aan het RSVZ of aan het sociaal verzekeringsfonds mogen van die bijdragen worden afgehouden
- De bijdragen die vóór de herkwalificatie daadwerkelijk werden betaald aan het RSVZ of aan het sociaal verzekeringsfonds blijven daarentegen verworven voor deze instellingen en kunnen niet worden teruggevorderd door de werknemer
- De maandelijkse bezoldiging van de werknemer (zonder patronale socialezekerheidsbijdragen en vóór aftrek van de bedrijfsvoorheffing) wordt geacht gelijk te zijn aan het maandelijks gemiddelde van de inkomsten die werden toegekend als zelfstandige, verminderd met het maandelijks gemiddelde van de aan het RSVZ of aan het sociaal verzekeringsfonds verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen
Bij herkwalificatie in zelfstandige arbeidsrelatie (schijnwerknemer)
- De rechtzetting zal enkel betrekking hebben op de bijdragen als dusdanig en niet op de verhogingen en interesten
- De bijdragen die sinds de inwerkingtreding verschuldigd zouden zijn aan de RSZ als persoonlijke werknemersbijdragen mogen van die bijdragen worden afgehouden
- De persoonlijke bijdragen die vóór de herkwalificatie daadwerkelijk werden betaald aan de RSZ blijven daarentegen verworven voor deze instelling en kunnen niet worden teruggevorderd door de zelfstandige noch door zijn medecontractant (voormalige werkgever)
Wanneer de administratieve commissie een beslissing neemt op initiatief van een enkele partij van de arbeidsrelatie ingeval deze een beroepsactiviteit van zelfstandige start en een aanvraag ervoor doet bij haar sociaal verzekeringsfonds (en dit hetzij bij de aansluiting hetzij binnen een termijn van 1 jaar na de aanvang van de arbeidsrelatie) en deze commissie stelt vast dat er geen overeenstemming is tussen een arbeidsrelatie en de kwalificatie die door de partijen aan de arbeidsrelatie wordt gegeven, geldt de herkwalificatie slechts voor de toekomst.
Welke sancties zijn van toepassing?
Voor een overzicht van de toepasselijke sancties verwijzen we naar het trefwoord ‘Schijnwerknemers' van de fiche ‘Sociaal Strafwetboek - 4. De inbreuken' van ons dossier over het Sociaal Strafwetboek.
Wat zijn de belangrijkste wettelijke referenties?
- Programmawet (I) van 27 december 2006, Titel XIII.
- Art 6 van het Sociaal Strafwetboek
- Koninklijk besluit van 11 februari 2013 houdende samenstelling en werking van de kamers van de Administratieve Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie
[1] Artikel 331 van de programmawet (I) van 27 december 2006 dat voortvloeit uit artikel 1156 van het Burgerlijk Wetboek.
[2] Zonder de openbare orde of de goede zeden te overtreden en onder voorbehoud van wat uitdrukkelijk wordt bepaald in wetten of reglementen (bijvoorbeeld het onweerlegbaar vermoeden dat een activiteit als werknemer wordt uitgeoefend, zoals de activiteit van betaalde sportbeoefenaar of van uitzendkracht).