Principe
Om fiscaal ten laste van zijn ouders te blijven, mag de student een bepaald bedrag aan nettobestaansmiddelen niet overschrijden. Het maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen wordt op 1 januari van elk jaar geïndexeerd op basis van de evolutie van de consumptieprijsindex.
Voor 2023 bedroeg het algemene grensbedrag 3.820 euro. Dit werd overigens verhoogd tot 5.520 euro voor studenten ten laste van een alleenstaande, en tot 7.710 euro voor studenten met een handicap ten laste van een alleenstaande.
Door de tijdelijke verhoging van de jaarlijkse bovengrens van het aantal uren studentenarbeid werd echter beslist de nettobestaansmiddelen waarover een kind kan beschikken voor 2023 en 2024 (aanslagjaren 2024 en 2025) te verhogen.
Concreet betekent dit dat het maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen gelijkgesteld is met het hoogste maximumbedrag, d.w.z. het bedrag dat van toepassing is voor kinderen met een handicap die ten laste zijn van een alleenstaande.
Het grensbedrag van de nettobestaansmiddelen werd dus voor alle kinderen verhoogd tot 7.010 euro voor 2023 (aanslagjaar 2024) en tot 7.290 euro voor 2024 (aanslagjaar 2025).
Gedurende deze periode verschilt het grensbedrag bijgevolg niet langer afhankelijk van de gezinstoestand van de student. Het blijft daarentegen verschillen naargelang de student met een studentenovereenkomst of een gewone arbeidsovereenkomst tewerkgesteld is.
Van het loon dat de student die werkt met een studentenovereenkomst[1], verdient, wordt immers een eerste schijf van 1.500 euro (niet-geïndexeerd)[2] niet meegeteld in het grensbedrag. Of anders gezegd van het totaal van de nettobestaansmiddelen dat deze student heeft, mag 1.500 euro afgetrokken worden om te kijken of hij het grensbedrag bereikt. Een student met een gewone arbeidsovereenkomst zal geen gebruik van deze aftrek kunnen maken.
Maximumbedrag van de nettobestaansmiddelen
Inkomsten 2024 (aanslagjaar 2025) | Netto bestaans-middelen jaarbedrag in € | Bruto vóór 20% beroepskosten | Bruto belastbaar (incl. vrijgestelde inkomsten uit studentenarbeid) | Bruto bezoldigingen uit studentenarbeid (incl. 2,71% RSZ voor studenten) |
Student | 7.290,00 | 9.112,50 | 12.422,50 | 12.768,52 |
*Opgelet! Bovenvermelde bedragen dienen geval per geval bekeken en toegepast te worden.
Voorbeeld
Een student ontvangt een loon van 9.500 euro uit zijn tewerkstelling (na aftrek van socialezekerheidsbijdragen). Dit is zijn enige inkomen.
|
Tewerkstelling met studentenovereenkomst |
Tewerkstelling metarbeidsovereenkomst |
Loon (1) |
9.500 € |
9.500 € |
Aftrek studentenovereenkomst (€ 1.500 geïndexeerd) (2) |
-3.310 € |
0 € |
Resultaat (3) = (1) - (2) |
6.190 € |
9.500 € |
Aftrek forfaitaire kosten (20% van (3) met minimum van € 550) (4) |
- 1.238 € |
- 1.900 € |
Nettobestaansmiddelen = (3) - (4) |
4.952 € |
7.600 € |
Aangezien het grensbedrag voor 2024 gelijk is aan 7.290 euro, zal de student in kwestie enkel fiscaal ten laste van zijn ouders blijven als de tewerkstelling met een studentenovereenkomst gebeurde. In het andere geval overschrijdt hij immers het grensbedrag.
Opgelet: Het bedrag aan nettobestaansmiddelen dat men bekomt, dient enkel om te bepalen of de student al dan niet ten laste blijft en niet om te bepalen of hij zelf belasting verschuldigd is. Hiervoor verwijzen we u naar de vraag “Moet de student belastingen betalen?”
Begrip bestaansmiddelen
Ter herinnering, onder bestaansmiddelen verstaat men alle regelmatige of occasionele binnenkomende gelden van welke soort ook, belastbaar of niet, waaronder ook de achterstallen, het gewone vakantiegeld en het vervroegde vakantiegeld, het bestaansminimum of leefloon, de vergoeding voor een leercontract of een studentenovereenkomst, de ontvangen huurgelden, ...
De berekening van de nettobestaansmiddelen
Om tot de nettobestaansmiddelen te komen, moeten van de brutobestaansmiddelen verkregen door het kind de volgende bedragen afgetrokken worden:
- de wettelijke kinderbijslagen, kraamgelden en adoptiepremies;
- de studiebeurzen en de premies voor het voorhuwelijkssparen;
- de tegemoetkomingen ten laste van de Schatkist toegekend aan gehandicapten;
- de bezoldigingen verkregen door gehandicapten ingevolge hun tewerkstelling in een erkende beschutte werkplaats;
- de uitkeringen of aanvullende uitkeringen tot onderhoud die ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd aan de belastingplichtige zijn betaald na het belastbare tijdperk waarop ze betrekking hebben;
- de uitkeringen tot onderhoud toegekend aan de kinderen, het wezenpensioen of, in de openbare sector, het overlevingspensioen toegekend aan de wees ten belope van 3.820 euro per jaar ;
- NEW (vanaf aanslagjaar 2022) : overlevingspensioenen aan wezen in de publieke sector en wezenrenten waarvan de uitbetaling of toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop ze in werkelijkheid betrekking hebben [3];
- de bezoldigingen verkregen door studenten krachtens een arbeidsovereenkomst voor de tewerkstelling van studenten ten belope van 3.310 euro per jaar (bedrag inkomstenjaar 2024).
Van het bekomen resultaat moeten vervolgens nog de werkelijke of forfaitaire kosten afgetrokken worden. De nettobestaansmiddelen zijn dan het resultaat van deze laatste berekening.
Meer info?
U vindt alle informatie over de voorwaarden om op fiscaal vlak als persoon ten laste beschouwd te worden in het algemeen en over de bestaansmiddelen in het bijzonder in onze fiche “Personen ten laste”.
[1] Zoals bedoeld in de artikelen 120 tot 130ter van de wet van 3 juli 1978. Een studentenovereenkomst is altijd een schriftelijk contract van bepaalde duur van maximaal 12 maanden.
[2] Artikel 143, 7° van het WIB92. Het toepasselijke bedrag voor inkomstenjaar 2024, aanslagjaar 2025 bedraagt 3.310 euro.
[3] Wet van 31 juli 2023 houdende diverse fiscale bepalingen (1), Belgisch Staatsblad van 23 augustus 2023.