Eerst wordt het theoretische verminderingsbedrag berekend, vertrekkend van de hypothese dat de werknemer volledige voltijdse prestaties geleverd heeft. Daarna wordt het reële verminderingsbedrag waarop de werknemer recht geeft, berekend.
Voor voltijders met volledige kwartaalprestaties is het reële verminderingsbedrag uiteraard gelijk aan het theoretische verminderingsbedrag. Werknemers met deeltijdse en/of onvolledige prestaties genieten een proportionele vermindering, evenwel met een correctie die varieert naargelang de prestaties hoger of lager zijn dan 80%, 55% of 27,5% van volledige kwartaalprestaties van een voltijder.
U vindt de berekeningsformules in de volgende vragen.