Voorafgaande opmerkingen
- 1ste deel: een opzegtermijn berekend op 31 december 2013 op basis van de oude regels
+
2de deel: een opzegtermijn berekend volgens de nieuwe regels vanaf 1 januari 2014 op basis van de anciënniteit verworven vanaf diezelfde datum (zie de Opzegtermijnen voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014) - Wenst u de opzegtermijnen voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014 te raadplegen, klik dan hier: Opzegtermijnen voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014
- Alle opzeggingen die voor 1 januari 2014 betekend werden, blijven hun gevolgen behouden
- Sinds 1 januari 2014 vangt de opzegtermijn aan op de maandag volgend op de week waarin de opzeg betekend werd
Wettelijke termijnen voor de werknemers in dienst voor 1 januari 2014
Toepasselijke termijnen voor de berekening van het eerste deel van de opzegtermijn op 31 december 2013. Bij dit eerste deel moet een tweede deel opgeteld worden, berekend op basis van de nieuwe regels van toepassing vanaf 1 januari 2014, op basis van de anciënniteit verworven vanaf die datum (zie de Opzegtermijnen voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014).
Brutojaarloon in € op 31 december 2013 | Anciënniteit | Termijn (kalenderdagen) na te leven door | |
Werkgever | Bediende | ||
Lager of gelijk aan 32.254 | - dan 5 jaar | 3 maanden | 1,5 maand |
5 jaar en + | 3 maanden per begonnen schijf van 5 jaar | 3 maanden maximum [1] | |
Tussen 32.254 en 64.508 | 1 maand per begonnen anciënniteitsjaar (met een minimum van 3 maanden) | 1,5 maand per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit (maximum 4,5 maanden) [2] | |
Meer dan 64.508 | Overeenkomst tussen de partijen (indien er niets voorzien is in de arbeidsovereenkomst wordt het forfait van 1 maand per begonnen anciënniteitsjaar (min. 3 maanden) toegepast | Overeenkomst tussen de partijen (indien er niets voorzien is in de arbeidsovereenkomst wordt het forfait van 1,5 maand per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit toegepast (met een maximum van 6 maanden) [3] |
Opgelet: Voor de werknemers die zich nog in proef bevonden op 31 december 2013, wordt de opzegtermijn op 31 december 2013 vastgeklikt alsof er nooit een proefbeding is geweest.
In een arrest van 18 oktober 2018 en een arrest van 6 juni 2019 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat, indien "hogere" bedienden op 31 december 2013 een geldige opzegclausule in hun arbeidsovereenkomst hadden, deze opzegclausule bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever moet worden toegepast voor de periode tot en met 31 december 2013 [4]. Met hogere bedienden worden zowel bedienden bedoeld die meer dan 32.354 euro als bruto jaarloon ontvingen als diegenen die meer dan 64.508 euro als bruto jaarloon ontvingen.
Als deze bedienden een geldige opzeggingsclausule had op die datum, moet die toegepast worden. Dat moet dus minstens voor het eerste deel van de opzeggingstermijn, tot en met 31 december 2013. Het Grondwettelijk Hof heeft zich niet uitgesproken over de toepassing van de opzeggingsclausule voor de periode vanaf 1 januari 2014 als de clausule gunstiger is dan wat wettelijk bepaald werd.
Tegenopzeg
Voor de tegenopzeg betekend vanaf 1 januari 2014 gelden de volgende termijnen: zie de Opzegtermijnen voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014.
Afwezigheid om nieuw werk te zoeken
Voor de werknemer die gebruik maakt van zijn recht om van het werk afwezig te blijven om nieuw werk te zoeken, het zogenaamde sollicitatieverlof, zijn de volgende regels van toepassing: zie de Opzegtermijnen voor werknemers in dienst vanaf 1 januari 2014.
[1] Indien de werknemer op basis van dit eerste deel van de telling al een opzegtermijn van 3 maanden geniet, moet het tweede deel van de telling niet gebeuren. Indien de werknemer daarentegen nog niet aan 3 maanden komt, moet het tweede deel berekend worden, maar mag de som van deel 1 en deel 2 geen 13 weken overschrijden.
[2] Indien de werknemer op basis van dit eerste deel van de telling al een opzegtermijn van 3 of 4,5 maanden geniet, moet het tweede deel van de telling niet gebeuren. Indien de werknemer daarentegen nog niet aan 3 maanden komt, moet het tweede deel berekend worden, maar mag de som van deel 1 en deel 2 geen 13 weken overschrijden.
[3] Indien de werknemer op basis van dit eerste deel van de telling al een opzegtermijn van 3, 4,5 of 6 maanden geniet, moet het tweede deel van de telling niet gebeuren. Indien de werknemer daarentegen nog niet aan 3 maanden komt, moet het tweede deel berekend worden, maar mag de som van deel 1 en deel 2 geen 13 weken overschrijden.
[4] Arresten nr. 140/2018 en nr. 93/2019.