Deze opzegvergoedingen waren oorspronkelijk alleen maar voorzien voor belastingplichtigen die bezoldigingen als werknemer ontvingen.
Naar aanleiding van een uitspraak van het Grondwettelijk Hof van 24 september 2015 breidde de overheid deze wetgeving uit tot de bezoldigingen die contractueel of niet werden betaald als gevolg van de beëindiging van de taken van een bedrijfsleider [1].
Beoogde inkomsten
Worden inzonderheid als opzegvergoedingen beschouwd:
- De wettelijke vergoedingen betaald:
- Naar aanleiding van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst
- In geval van willekeurig ontslag
- In geval van niet-naleving van het ontslagverbod (beschermingsvergoeding tegen ontslag)
- In geval van niet-naleving van de ontslagbeperking (uitwinningsvergoeding, vergoeding wegens collectief ontslag [2])
- De andere vergoedingen:
- De bezoldigingen betaald door een werkgever tijdens een opzeg zonder arbeidsprestaties [3]
- De sluitingsvergoeding
- De vergoeding betaald ingevolge de schending van een werkzekerheidsclausule [4]
- De ontslagbeschermingsvergoedingen
- De niet-concurrentievergoedingen of de niet- aanwervingsvergoedingen
- De uitwinningsvergoedingen
- De vergoedingen in kapitaal:
- Die als bedrijfstoeslag gelden [5]
- Bedoeld als aanvulling op een werkloosheidsuitkering [6]
- Vrijwillig of contractueel toegekend naar aanleiding van de brugpensionering (SWT)
Bijzondere betalingswijze
De betalingswijze van de vergoeding oefent noch een invloed uit op de kwalificatie van de opzegvergoeding noch op de berekening van de bedrijfsvoorheffing. De berekeningsregels van de voorheffing betreffende de opzegvergoedingen worden dus toegepast ook al gebeurt de storting in schijven of in maandtermijnen [7]. Het heeft geen belang of deze spreiding bij wet of contractueel is vastgelegd.
Verbrekingsvergoedingen toegekend in het kader van een vonnis
De verbrekingsvergoedingen toegekend in het kader van een vonnis worden, volgens de Administratie, steeds beschouwd als opzegvergoedingen en niet als loonachterstallen.
Vergoedingen voor morele schade
De vergoedingen voor morele schade herstellen een schade die de begunstigde heeft geleden en zouden dus nooit belast mogen worden.
De FOD Financiën stelt deze vergoedingen echter gelijk met opzegvergoedingen [8], maar belast ze evenwel niet indien ze worden toegekend in het kader van een vonnis of een arrest van een rechtbank of een hof [9]. Om billijkheidsredenen geldt deze vrijstelling eveneens voor de vergoedingen die werden uitbetaald aan andere werknemers die niet naar de rechtbank zijn gestapt, maar die zich in dezelfde situatie bevinden (ontslag door dezelfde werkgever en toekenning van dezelfde vergoeding)[10].
Niet beoogde inkomsten
De FOD Financiën beschouwt de volgende vergoedingen niet als opzegvergoedingen:
- De vergoeding betaald aan de vereffenaar of aan de curator van een vennootschap [11]
- De vergoeding voor vereffeningsverrichtingen [12]
- De vergoeding verkregen naar aanleiding van een loonsvermindering [13]
- De vergoeding die wegens de stopzetting van zijn activiteiten wordt toegekend aan een bedrijfsleider die niet met de onderneming verbonden is door een arbeidsovereenkomst [14]
- De als rente of pensioen geldende kapitaalsvergoedingen [15]
- De eindejaarspremie en het vertrekvakantiegeld betaald in de loop van het jaar waarin de verbreking plaatsvindt
[1] Circulaire 2017/C/73 van 14 november 2017.
[2] Com.IB. 171/270 en volgende.
[3] Com IB. 171/273.
[4] Com.IB. 171/272.
[5] Com.IB. 171/274.
[6] Vraag 1193 du 26 augustus 1994, Schuermans VA, Kamer, Gew. zitt. 1993-1994, nr. 123, p. 12904. Gent, 23 juni 1994, Fisc Act., p. 33/8.
[7] Com.IB. 171/278.
[8] Com.IB. 171/282 en volgende.
[9] Com.IB. 171/283.
[10] Circ. nr. Ci.RH. 241/539.525 van 9 maart 2004.
[11] Com.IB. 171/292.
[12] Com.IB. 171/293.
[13] Com.IB. 171/296.
[14] Com.IB. 171/264. Enkel de vergoedingen betaald aan een bedrijfsleider van de eerste categorie (de mandatarissen) zouden als opzegvergoedingen kunnen worden beschouwd indien ze verband houden met een functie onderworpen aan de RSZ en losstaan van het mandaat van bestuurder (Com.IB.171/266).
[15] Art 171, 4° h van het WIB 92.