Welke regelgeving?
De inspecteurs zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Vlaamse sociale regelgeving. Het gaat hier om de volgende onderwerpen:
- Het Vlaams doelgroepenbeleid (doelgroepverminderingen en aanwervingsincentive)[1]
- Het betaald educatief verlof[2]
- De onderbreking van de beroepsloopbaan[3]
- De dienstencheques[4]
- Het outplacement[5]
- De leerovereenkomsten[6]
- Het taalgebruik in de onderneming[7]
- De tewerkstelling van buitenlandse werknemers[8]
- De jongerenbonus in de non-profitsector[10]
- De aanmoedigingspremies[11]
- De gesco’s[12]
- Het wijk-werken[13]
- De lokale diensteneconomie[14]
- Maatwerk bij collectieve inschakeling[15]
- De private arbeidsbemiddeling[16]
- De loopbaanbegeleiding, de opleidingscheques en de beroepsopleiding[17]
- De werkervaringsprojecten[18]
- De wedertewerkstellingsprogramma’s[19]
- De titels van beroepskwaamheid[20]
- De aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector[21]
- De arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding[22]
- De sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen[23]
- De meerwaardeneconomie[24]
- De sectorconvenants in het raam van het Vlaams werkgelegenheidsbeleid[25]
- De werk- en zorgtrajecten[26]
- Het ervaringsfonds[27]
- De PWA-tewerkstelling[28]
- De OCMW-tewerkstellingen[29]
- De vergoeding voor sociale promotie[30]
- De bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector[31]
- De evenredige participatie op de arbeidsmarkt[32]
- Alle bepalingen inzake het Europees Fond voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor de plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, het Fonds voor asiel, migratie en integratie[33]
- Individueel maatwerk
- Premies kwalificerend werkplekleren
Andere bevoegde diensten
Naast de inspecteurs zijn ook de officieren van gerechtelijke politie belast met het toezicht op de naleving van de sociale wetgeving.
[1] Decreet van 4 maart 2016 en besluit van 17 februari 2017.
[2] Hoofdstuk 4, afdeling 6 van de herstelwet van 22 januari 1985, met uitzondering van de artikelen 113, 115, 118 en 119.
[3] Hoofdstuk 4, afdeling 5 van de herstelwet van 22 januari 1985.
[4] Wet van 20 juli 2001, decreet van 17 januari 2003 en decreet van 7 mei 2004.
[5] Hoofdstuk 5 van de wet van 5 september 2001.
[6] Wet van 19 juli 1983.
[7] Decreet van 19 juli 1973.
[8] Wet van 30 april 1999. De Vlaamse sociaalrechtelijke inspecteurs zijn eveneens bevoegd voor de controle en het toezicht op de federale wetten aangaande de normen betreffende de arbeidskaart afgeleverd in het kader van de specifieke verblijfssituatie van de betrokken personen.
[10] Artikelen 79 tot 86 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.
[11] Besluiten van 22 september 1998, 8 juni 2001, 1 maart 2002 en 3 mei 2002.
[12] Koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 en artikelen 93 tot en met 101 van de programmawet van 30 december 1988..
[13] Decreet van 17 juli 2017.
[14] Decreet van 22 november 2013.
[15] Decreet van 12 juli 2013.
[16] Decreet van 10 december 2010.
[17] Artikel 102 van het decreet van 19 december 2003 en hoofdstukken 27 en 37 van het decreet van 19 december 2003.
[18] Artikelen 11 tot en met 13 van het decreet van 17 maart 1998 en artikelen 14 tot met 18 van het decreet van 8 december 2000.
[19] Artikelen 14 tot met 18 van het decreet van 8 december 2000.
[20] Decreet van 30 april 2004.
[21] Decreet van 7 mei 2004.
[22] Decreet van 7 mei 2004.
[23] Decreet van 17 februari 2012.
[24] Besluit van 8 september 2000.
[25] Decreet van 13 maart 2009.
[26] Decreet van 25 april 2014.
[27] Hoofdstuk 7 van de wet van 5 september 2001.
[28] Artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944.
[29] Artikelen 57quater, 60 §7 en 61 van de organieke wet van 8 juli 1976.
[30] Wet van 1 juli 1963.
[31] Koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982.
[32] Decreet van 8 mei 2002.
[33] Europese Verordeningen nr. 1828/2006 van 8 december 2006, nr. 1303/2013, nr. 1304/2013 en 1309/2013 van 17 december 2013 en nr. 516/2014 van 16 april 2014.