Inloggen
Service & Contact Securex.be
Inloggen

Hoe wordt het vertrekvakantiegeld berekend in geval van een vermindering van de arbeidsduur van de werknemer?

Het sluiten van een arbeidsovereenkomst die een vermindering van de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd inhoudt, heeft gevolgen voor het aantal vakantiedagen en het vakantiegeld.

Laatst bijgewerkt op 12 januari 2024

Wanneer de werkgever met een bediende die reeds bij hem werkt een nieuwe arbeidsovereenkomst met een lagere gemiddelde wekelijkse arbeidsduur sluit, moet hij in de maand december van dat jaar alsook in de maand december van het volgende jaar een vertrekvakantiegeld (ook regularisatievakantiegeld genoemd) betalen samen met het loon van die maand. Dit vertrekvakantiegeld is het vakantiegeld voor de opgebouwde vakantierechten die de werknemer omwille van zijn arbeidsduurvermindering niet heeft kunnen opnemen.

Hoe moet de berekening gebeuren?

De werkgever zal aan een bediende die in de loop van het jaar zijn arbeidsduur verminderd heeft, in december van dat jaar alsook in december van het volgend jaar vakantiegeld verschuldigd zijn:

  • Het enkel vakantiegeld voor de niet-opgenomen dagen. Dit enkel vakantiegeld is gelijk aan 7,67% van de bij deze werkgever gedurende het vakantiedienstjaar verdiende brutowedden [1], verminderd met het enkel vakantiegeld dat de bediende reeds ontvangen heeft en dat berekend werd op basis van het arbeidsregime waarin de bediende is tewerkgesteld op het ogenblik dat hij zijn vakantie opneemt
  • Het dubbel vakantiegeld. Dit dubbel vakantiegeld is gelijk aan 7,67% van de bij deze werkgever gedurende het vakantiedienstjaar verdiende brutowedden [2], verminderd met het dubbel vakantiegeld dat de bediende reeds ontvangen heeft en dat berekend werd op basis van het arbeidsregime waarin de bediende is tewerkgesteld op het ogenblik dat hij zijn vakantie opneemt

[1] Eventueel verhoogd met een fictieve wedde voor met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking.

[2] Idem.

Voorbeeld

De bediende heeft het volledige jaar 2023 voltijds gewerkt bij de werkgever en verdiende 2.500 euro per maand.  Hij bouwt hierdoor 20 vakantiedagen op voor 2024 (4 weken in een voltijdse tewerkstelling).  Op 1 juli 2024 schakelt hij over naar een deeltijdse tewerkstelling (van maandag tot donderdag) en verdient hij nog 2.000 euro per maand. 

Hij heeft 10 dagen vakantie opgenomen in mei 2024 (2 weken in een voltijdse tewerkstelling) en nog 8 dagen in augustus 2024 (2 weken in zijn deeltijdse tewerkstelling).  Hij heeft hiervoor ook vakantiegeld gekregen (zie verder stap 1).

De overige 2 vakantiedagen die hij opgebouwd heeft, mag hij niet meer opnemen omwille van zijn deeltijdse tewerkstelling, omdat hij dan meer dan 4 weken vakantie zou hebben.  Om zijn opgebouwde rechten echter te vrijwaren, zal hem voor deze 2 dagen wel een vertrekvakantiegeld verschuldigd zijn (zie verder stap 2).

Eerste stap: reeds betaalde vakantiegeld

De werknemer heeft in mei 2024 10 dagen vakantie opgenomen en heeft op dat moment enkel en dubbel vakantiegeld gekregen ten belope van 3.386,96 euro:

  • Enkel vakantiegeld: 2.500 euro x 10/23 = 1.086,96 euro
  • Dubbel vakantiegeld: 2.500 euro x 92% = 2.300 euro

In augustus 2024 neemt hij nog 8 dagen vakantie op en krijgt hij een enkel vakantiegeld ten belope van 888,89 euro (= 2.000 euro x 8/18).

Tweede stap: vertrekvakantiegeld (of regularisatievakantiegeld)  december 2024

De werkgever zal de werknemer in december 2024 nog een vakantiegeld ten belope van 326,15 euro verschuldigd zijn voor de 2 niet-opgenomen dagen.

De berekening hiervan verloopt als volgt:

1/ het enkel vakantiegeld voor de niet-opgenomen dagen

2.301 euro (= 2.500 x 12  x 7,67%) - 1975,85 euro (= 1.086,96 + 888,89 euro reeds ontvangen enkel vakantiegeld) = 325,15 euro

2/ het dubbel vakantiegeld voor de niet-opgenomen dagen

2.301 euro (= 2.500 x 12  x 7,67%) - 2.300 euro (reeds ontvangen dubbel vakantiegeld) = 1 euro

Derde stap: vertrekvakantiegeld (of regularisatievakantiegeld) december 2025

Daarnaast zal de werkgever de werknemer ook in december 2025 nog een vertrekvakantiegeld verschuldigd zijn wegens de vermindering van arbeidsduur op 1 juli 2024. Op basis van zijn tewerkstelling in 2025 heeft de bediende immers recht op 18 vakantiedagen (6 maanden voltijdse tewerkstelling en 6 maanden 4/5 tewerkstelling).  Hij mag er in 2025 evenwel slechts 16 opnemen (maximum 4 weken in zijn huidige 4/5 stelsel). In december 2025 zal de werkgever dus nog het enkel en dubbel vakantiegeld verschuldigd zijn dat overeenstemt met 2 vakantiedagen.

De berekening gebeurt op dezelfde manier als in december 2024.

Alle artikelen over Het vakantiegeld uit dienst of het vetrekvakantiegeld