Principe
Alle personen die aan het Belgische socialezekerheidsstelsel voor werknemers of op zijn minst aan het stelsel jaarlijkse vakantie onderworpen zijn, hebben recht op een wettelijk bepaald aantal vakantiedagen, berekend op basis van de effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties die tijdens het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de vakantie opgenomen wordt, verricht werden.
Het jaar waarin de werknemer vakantie opneemt, wordt het vakantiejaar genoemd. Het jaar waarin de vakantierechten opgebouwd worden, noemt men het vakantiedienstjaar. Voor de wettelijk opgebouwde vakantiedagen heeft de werknemer recht op vakantiegeld.
Uitzondering: de aanvullende vakantie
Om in overeenstemming te zijn met de Europese regelgeving kent België aan sommige werknemers met een onvolledig recht op vakantie het recht toe om aanvullende vakantie op te nemen. Deze vakantiedagen worden toegekend in verhouding tot de arbeidsprestaties van het lopende kalenderjaar. Ze worden betaald via een voorschot op het dubbel vakantiegeld van het volgende jaar.
Inhoud van deze fiche
In deze fiche wordt ingegaan op het recht op vakantie zelf en de duur ervan.
Indien u meer wenst te weten over het bedrag en de berekening van het vakantiegeld dat tijdens de arbeidsovereenkomst aan de werknemer verschuldigd is, kan u de fiche “Jaarlijkse vakantie - Het vakantiegeld in dienst” raadplegen. Wenst u meer informatie over het bedrag en de berekening van het vertrekvakantiegeld dat aan de werknemer die uit dienst gaat, verschuldigd is, dan verwijzen we u naar de fiche "Jaarlijkse vakantie - Het vakantiegeld uit dienst of het vertrekvakantiegeld". De voorwaarden en modaliteiten betreffende de aanvullende vakantie kan u dan weer in de fiche "Jaarlijkse vakantie – De Europese of aanvullende vakantie' terugvinden.