Principe
Het betaald educatief verlof dat betrekking heeft op de opleidingen die tijdens het schooljaar georganiseerd worden, moet tussen het begin van het schooljaar en het einde van de eerste examenperiode, eventueel verlengd tot het einde van de tweede zittijd, opgenomen worden.
Voor de opleidingen die niet tijdens het schooljaar georganiseerd worden, moet het verlof tussen het begin en het einde van de opleiding opgenomen worden.
Planning in de onderneming
Om te vermijden dat de continuïteit van de diensten ernstig verstoord wordt doordat verschillende werknemers gelijktijdig betaald educatief verlof opnemen, moet het in de onderneming door de ondernemingsraad gepland worden of, bij ontstentenis, bij gemeenschappelijk akkoord tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging of, bij ontstentenis, bij gemeenschappelijk akkoord tussen de werkgever en de werknemers.
De planning moet opgesteld worden overeenkomstig de volgende regels:
- In de ondernemingen met minder dan 20 werknemers kan de werkgever zich verzetten tegen de gelijktijdige afwezigheid wegens betaald educatief verlof van meer dan 10% van het totaal aantal werknemers; hij moet de afwezigheid wegens betaald educatief verlof van minstens één werknemer toestaan
- In de ondernemingen met tussen 20 en 50 werknemers kan de werkgever zich verzetten tegen de gelijktijdige afwezigheid wegens betaald educatief verlof van meer dan 10% van de werknemers die dezelfde functie uitoefenen; hij moet de afwezigheid van minstens één werknemer per functie toestaan
- In de ondernemingen met meer dan 50 werknemers kan de werkgever zich verzetten tegen de gelijktijdige afwezigheid wegens betaald educatief verlof van meer dan 10% van de werknemers die dezelfde functie uitoefenen, met dien verstande dat hij de afwezigheid van minstens één werknemer per functie moet toestaan en op voorwaarde dat de ondernemingsraad, of wanneer deze niet tot een akkoord komt, het bevoegd paritair comité op voorhand gedefinieerd heeft wat er onder “dezelfde functie” verstaan moet worden
- In de ondernemingen met meer dan 100 werknemers, kan de planning van de afwezigheden binnen de onderneming voorzien zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau die door alle organisaties die in de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn, ondertekend is. Wanneer er geen dergelijke collectieve arbeidsovereenkomst bestaat, zijn dezelfde regels van toepassing als in de ondernemingen met meer dan 50 werknemers
De collectieve planning primeert op de individuele. De planning van de verlofperiodes houdt zowel rekening met de vereisten op het vlak van de interne werkorganisatie als met de belangen en situaties eigen aan iedere werknemer. Ze zorgt er tevens voor dat de lesuren in de mate van het mogelijke niet met het normale werkrooster samenvallen.
In geval van blijvende onenigheid worden de geschillen met betrekking tot de planning aan Brusselse sociale inspectie [1] voorgelegd die, indien ze geen verzoening kan tot stand brengen, de beslissing neemt.
[1] Het gaat om de Directie van de gewestelijke werkgelegenheidsinspectie in de schoot van de Algemene Directie Brussel Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.