De huidige meerderheidsrechtspraak [1] oordeelt dat de maaltijdcheques een onderdeel van het loon zijn en bijgevolg moeten worden opgenomen in de berekeningsgrondslag van de compenserende opzegvergoeding tenzij deze maaltijdcheques een terugbetaling van kosten uitmaken. Deze rechtspraak is immers de mening toegedaan dat de wetgevingen inzake het arbeidsrecht (opzegvergoeding) en het fiscaal en socialezekerheidsrecht (loon dat aan de socialezekerheidsbijdragen en aan de belasting ontsnapt) onderling niet met elkaar verbonden zijn. Bovendien stipuleren de fiscale en sociale wetgeving uitdrukkelijk dat de maaltijdcheques in principe loon zijn, maar dat zij onder bepaalde voorwaarden niet onderworpen zijn aan de socialezekerheidsbijdragen en de belasting.
Om de maaltijdcheques in de berekeningsbasis van de opzegvergoeding op te nemen, moet enkel naar het werkgeversaandeel in de maaltijdcheque gekeken worden. Dit moet vervolgens vermenigvuldigd worden met het aantal effectieve werkdagen per kalenderjaar (voor een voltijdse werknemer in een vijfdagenweek is dat in principe ongeveer 230 dagen).
Voor de uitwinningsvergoeding en de verschillende beschermingsvergoedingen kan dezelfde redenering doorgetrokken worden.
[1] Een andere en oudere minderheidsrechtspraak stelde de maaltijdcheques gelijk aan de uitreiking van voedsel en meende dus dat ze geen deel uitmaakten van het loon toegekend aan de werknemer.