Privégebruik
Alleen bedrijfswagens die door de werkgever voor privédoeleinden ter beschikking worden gesteld vallen onder de reglementering over de toekenning van een mobiliteitsbudget.
Wordt geacht ter beschikking te zijn gesteld voor persoonlijk gebruik, elk voertuig zoals gedefinieerd in artikel 65 van het WIB 1992, dat op naam van de werkgever is ingeschreven of het voorwerp uitmaakt van een op naam van de werkgever gesloten huur- of leasingovereenkomst of van gelijk welke andere gebruiksovereenkomst, dat voor andere dan loutere beroepsdoeleinden wordt gebruikt (d.w.z. voor privéverplaatsingen).
Met privéverplaatsingen worden het woon-werkverkeer en de louter privéverplaatsingen bedoeld.
Voordeel van alle aard en solidariteitsbijdrage
Daarnaast geldt het systeem enkel voor bedrijfswagens waarvoor een voordeel van alle aard van toepassing is EN waarvoor de werkgever een solidariteitsbijdrage verschuldigd is [1].
De volgende voertuigen zijn dus uitgesloten:
- Dienstwagens voor strikt professioneel gebruik
- Bestelwagens als bedrijfsvoertuig
- Bedrijfswagens die voor privédoeleinden zijn ter beschikking gesteld wanneer de werknemer dat privégebruik volledig zelf financiert door een maandelijkse persoonlijke bijdrage. Hoewel de werkgever in dat geval een solidariteitsbijdrage verschuldigd blijft is er geen sprake van een voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het kosteloos privégebruik van een bedrijfswagen.
Niet ter vervanging van bestaande voordelen
Er werd bovendien een antimisbruikmaatregel ingebouwd: het mobiliteitsbudget mag niet worden ingevoerd ter gehele of gedeeltelijke vervanging of omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of aanvulling hierbij, die al dan niet worden in aanmerking genomen door de sociale zekerheid.
Het mobiliteitsbudget mag evenmin worden ingevoerd wanneer de bedrijfswagen die aanleiding zou geven tot de invoering van het mobiliteitsbudget volledig of gedeeltelijk het resultaat was van een hierboven vermelde vervanging of omzetting.
Wanneer een bedrijfswagen voor privédoeleinden bijvoorbeeld werd toegekend in ruil voor een deel van het brutoloon (‘car for cash’), kan die wagen in principe niet worden ingeruild tegen een mobiliteitsbudget. Als de bedrijfswagen in dat kader wordt ingeruild tegen een mobiliteitsbudget, wordt het bedrag van het mobiliteitsbudget beschouwd als gewoon loon.
Het mobiliteitsbudget kan daarentegen wel worden ingevoerd ter vervanging of omzetting van loon of andere voordelen indien die voordelen op grond van de individuele arbeidsovereenkomst aan de werknemer worden toegekend omdat hij recht had op een bedrijfswagen maar er niet daadwerkelijk over heeft beschikt, tenzij die voordelen op hun beurt volledig of gedeeltelijk het resultaat zijn van een vervanging of omzetting.
Zo kan een werknemer die in aanmerking komt voor een bedrijfswagen en die liever een aanvullend brutoloon ontvangt in ruil voor de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen dit voordeel inruilen tegen een mobiliteitsbudget.
[1] Artikel 3 van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget. Dit artikel verwijst naar artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (waarnaar ook de sociale zekerheidswetgeving verwijst - artikel 38, § 3, quater, 1°, 3e lid van de wet van 29 juni 1981).