Ploegenarbeid
Dit percentage van 22,8% wordt toegepast op het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de werknemers samen die voldoen aan de toekenningsvoorwaarden voor de vrijstelling tijdens de periode waarop de aangifte van de voorheffing betrekking heeft[1].
Ploegenarbeid-bis: een pro rata variant
In de bis-variant wordt het criterium dat opeenvolgende ploegen hetzelfde werk moeten doen qua omvang uit de definitie gehaald.
Hierdoor kan de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid ook worden toegepast wanneer de omvang van het werk niet gelijk is.
Het bedrag van de vrijstelling moet dan wel pro rata verminderd worden naarmate het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen groter wordt. Hoe groter het verschil, hoe lager de vrijstelling.
'Ploegenarbeid-bis': een stappenplan voor de berekening
Om de vrijstelling onder de ploegenarbeid-bis-variant te berekenen, doorloop je volgende stappen:
- Het bedrag van de vrijstelling moet je berekenen volgens de klassieke methode (22,8% of 25% vrijstelling)
- Het verschil in omvang van het werk tussen de ploegen moet je op dagbasis berekenen. Daarbij wordt de afwijking gemeten in functie van de ploeg met de laagste omvang van het werk
-
Voorbeeld
Op dag 1 bedraagt de omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen: 60, 40, 40 werknemers.→ In dat geval bedraagt de afwijking op dag 1: 20÷140 ofwel 14,29%.
Op dag 2 bedraagt de omvang van het werk van de opeenvolgende ploegen: 20, 10, 30 werknemers.→ In dat geval bedraagt de afwijking op dag 2: 30÷60 ofwel 50%.
-
- Vervolgens bereken je de afwijking op de omvang van het werk over de totale periode waarop de aangifte betrekking heeft
-
Voorbeeld (vervolg)
[ afwijking van 20 werknemers op dag 1 + afwijking van 30 werknemers op dag 2 ]÷ [ 140 werknemers in totaal op dag 1 + 60 werknemers in totaal op dag 2 ]= 50÷200= 25% afwijking
-
- Het bedrag dat je bekomt in de eerste stap moet je verminderen met het percentage dat je verkrijgt in de derde stap, in ons voorbeeld dus met 25%
Ploegenarbeid werken in onroerende staat (bouw- en aanverwante sectoren)
Bovenvermeld vrijstellingspercentage is in deze context om budgettaire redenen beperkter dan bij gewone ploegenarbeid. Het wordt hier echter wel stapsgewijs als volgt opgetrokken:
- In 2018 : 3% van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de betrokken werknemers samen
- In 2019 : dit percentage werd opgetrokken tot 6%
- Sinds 1 januari 2020 : dit percentage bedraagt 18%
“Individuele benadering” doorbroken
Sinds 2018[2] wordt de zogenaamde “individuele benadering” doorbroken. Met name wanneer in hoofde van een werknemer die bezoldigingen heeft die in aanmerking komen voor deze vrijstelling nog een overschot bestaat van bedrijfsvoorheffing (met betrekking tot die bezoldigingen), dan zal dit overschot- in tegenstelling tot voordien- worden overgeheveld naar één of meerdere werknemers die een tekort hebben. Omwille van die reden wordt het percentage van de vrijstelling (zie bovenstaand) berekend op “het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de betrokken werknemers samen.
Let op!
Door de splitsing van de vrijstellingen voor nacht- en ploegenarbeid moet de berekening nu afzonderlijk gemaakt worden, enerzijds op het totaal van de belastbare bezoldigingen van alle werknemers die in aanmerking komen voor de vrijstelling voor nachtarbeid en anderzijds op het totaal van de belastbare bezoldigingen van alle werknemers die in aanmerking komen voor de vrijstelling voor ploegenarbeid.
[1] Artikel 275, §1, 2de lid van het WIB 1992.
[2] Wet van 26 maart 2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie, Belgisch Staatsblad van 30 maart 2018 (“beperkte” relancewet).