Ploegenarbeid[1]
Het gaat om werk dat wordt uitgevoerd:
- In minstens twee ploegen van minstens twee werknemers
- Die hetzelfde werk doen zowel qua inhoud als qua omvang
- Die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen en
- Zonder dat de overlapping meer dan een kwart van hun dagtaak bedraagt
Geen overlapping van meer dan een kwart van de dagtaak
Sinds 1 april 2022 wordt bij de beoordeling van deze laatste voorwaarde geen rekening meer gehouden met onderbrekingen van vijftien minuten of minder tussen opeenvolgende ploegen.
Hetzelfde werk qua inhoud en omvang
De wet legt niet uit wat de begrippen hetzelfde werk qua “inhoud” en “omvang” betekenen. Ze moeten daarom geval per geval worden geïnterpreteerd. Dit leidt in de praktijk tot grote rechtsonzekerheid.
Er is wel rechtspraak en fiscale verduidelijkingen over deze materie:
Circulaire van 27 mei 2019
Een circulaire van 27 mei 2019 en het Hof van Beroep te Antwerpen brachten enkele verduidelijkingen aan mbt de definitie van ploegenarbeid:
- Het begrip “ploeg” betekent niet noodzakelijk dat men het werk op dezelfde werkplek moet uitvoeren
- De aflossing van de ploeg moet niet noodzakelijk gebeuren op een vaste werkplek
- De voorwaarde dat de ploegen hetzelfde werk moeten doen qua inhoud en qua omvang moet beoordeeld worden op het niveau van de ploeg en niet op basis van de individuele werkzaamheden van de werknemers die deel uitmaken van de ploeg. Er moet met andere woorden gekeken worden naar het geheel van individuele werkzaamheden
Dit laatste punt wordt verduidelijkt aan de hand van volgend voorbeeld: Firma x doet aan pechverhelping. Zij stuurt haar werknemers/ pechverhelpers één per één uit naar bestuurders die pech hebben. De firma werkt daarbij met een ploeg die de dag begint en een opeenvolgende ploeg. Elke pechverhelper is aan het werk op een andere locatie, waarbij zij elk alleen interventies van A tot Z zelf afwerken. Ze lossen elkaar daarom niet af op eenzelfde plaats.Hoewel de pechverhelpers hun taak individueel uitoefenen op afzonderlijke plaatsen, voeren zij toch een gezamenlijke taak van pechverhelping uit. Ze staan als gezamenlijk team (dus op het niveau van de ploeg) in voor pechverhelping binnen de regio. Het feit dat zij alleen op de baan gaan, doet hier geen afbreuk aan. Zij kunnen dus het recht openen op de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing (mits aan de andere voorwaarden voldaan is).
Arrest van het Grondwettelijk Hof van 8 februari 2024
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dan weer in een arrest van 8 februari 2024 dat het niet ongrondwettelijk is om de belastingvrijstelling voor ploegenarbeid alleen toe te kennen aan ondernemingen waarin de ploegen naar inhoud en omvang hetzelfde werk doen. Anders gezegd: volgens het Hof heeft de fiscus het recht te eisen dat in ondernemingen die voor de vrijstelling in aanmerking willen komen, hun ploegen identiek werk verrichten, zowel wat de inhoud als wat de omvang ervan betreft.
Dit arrest heeft de rechtsonzekerheid alleen nog maar versterkt.
Ploegenarbeid-bis[2]
Om deze rechtsonzekerheid te verhelpen, werd de 'ploegenarbeid-bis regeling' in het leven geroepen.
In de bis-variant wordt het criterium dat opeenvolgende ploegen hetzelfde werk moeten doen qua omvang uit de definitie gehaald.
Hierdoor kan de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid ook worden toegepast wanneer de omvang van het werk niet gelijk is.
Het bedrag van de vrijstelling moet dan wel pro rata verminderd worden naarmate het verschil in omvang van het werk tussen de opeenvolgende ploegen groter wordt. Hoe groter het verschil, hoe lager de vrijstelling.
Deze ploegenarbeid-bis-regeling betreft een tijdelijke maatregel die van toepassing zal zijn van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2026.
De werkgever heeft dus de keuze tussen twee toepassingsvormen van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid (ploegenarbeid werken in onroerende staat en volcontinuarbeid buiten beschouwing gelaten):
- De klassieke regeling van ploegenarbeid
- De 'ploegenarbeid-bis'-variant
Ploegenarbeid werken in onroerende staat (bouw- en aanverwante sectoren)
Omdat bovenstaande “klassieke “ definitie van ploegenarbeid tot gevolg had dat de bouw- en aanverwante sectoren quasi nooit konden genieten van de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing[3], werd in het kader van de taxshift een aparte enveloppe van loonkostenverlagende maatregelen voor deze sectoren onderhandeld[4].
Door deze onderhandelingen werd de vrijstelling doorstorting van bedrijfsvoorheffing op 1 januari 2018 uitgebreid naar ploegenarbeid op werven (werken in onroerende staat). Daartoe zal bovenstaande definitie van ploegenarbeid als volgt worden aangevuld:
- De onderneming moet het werk verrichten in één of meerdere ploegen van minstens twee personen (zonder rekening te houden met studenten en leerlingen in een stelsel van duaal leren[5]) . Merk hierbij op dat een ploeg kan gevormd worden door één werknemer en één zelfstandige/ bedrijfsleider. De vrijstelling kan echter wel alleen maar berekend worden op de bezoldigingen van de werknemer
- Deze personen moeten hetzelfde of complementair werk doen zowel qua inhoud als qua omvang
- Waarbij de werknemers werken in onroerende staat[6] verrichten op locatie (op werven)
- Voor deze ondernemingen wordt een bruto uurloon van minstens 13,75 euro (niet- geïndexeerd[7]) gelijkgesteld met een ploegenpremie[8]. Dit bruto uurloon is een absoluut, forfaitair bedrag. Zo mag het bijvoorbeeld niet in relatie gebracht worden tot een weekstelsel (het arbeidsregime). Er mag bovendien ook geen rekening gehouden worden met eventuele premies, toeslagen, overloon,…
- Nieuw sinds 1 april 2022: voor ondernemingen die onderworpen zijn aan de verplichting tot aangifte van werken in onroerende staat aan de RSZ, geldt de vrijstelling enkel als aan die verplichting is voldaan
Let op!
- Om van de maatregel te kunnen genieten, moeten alle werknemers die een ploeg vormen aan bovenstaande basisvoorwaarden Voldoet één van hen hier niet aan, dan kan de vrijstelling ten aanzien van geen enkele werknemer toegepast worden. Deze basisvoorwaarden worden immers op gezamenlijke basis beoordeeld.Op dit principe bestaat één uitzondering: niet elke werknemer moet het minimum bruto uurloon verdienen. Uiteraard is de vrijstelling enkel van toepassing ten aanzien van die werknemers die aan het minimumbedrag komen; Wanneer een ploeg studenten en leerlingen in een stelsel van duaal leren omvat met een brutoloon van minder dan 16,67 euro (geïndexeerd bedrag voor het jaar 2024), verliest de werkgever dus niet het voordeel van de vrijstelling voor de hele ploeg. Daarentegen kan hij de vrijstelling niet toepassen op die studenten of leerlingen die niet aan de basisvoorwaarden voldoen.
Stel vóór de toepassing van de vrijstelling deze twee vragen:
- Gaat het om een ploeg van ten minste twee personen (studenten en leerlingen in een stelsel van duaal leren niet meegerekend)?
- En, zo ja: kan de maatregel worden toegepast voor alle werknemers van de ploeg?
- De leden van de ploeg (team) moeten in principe allemaal hetzelfde uurrooster hebben
- Niet alleen de bouwsector in strikte zin (PC 124) komt dus in aanmerking, maar ook aanverwante sectoren (elektriciens, loodgieters, schilders, schoonmakers…)
- Merk bovendien op dat op basis van deze bijkomende definitie het werk in één ploeg (bijvoorbeeld dagploeg) georganiseerd kan worden, dit in tegenstelling tot bij gewone ploegenarbeid. Bovendien dienen de werknemers niet noodzakelijk hetzelfde werk te doen qua inhoud en omvang, maar volstaat een complementariteit (bijvoorbeeld plaatsen van ramen: een ploeg van werknemers waarbij er enkele de ramen plaatsen en de anderen afkitten)
Nieuwe verplichting om werken in onroerende staat aan te geven bij de RSZ
De wet houdende verlaging van lasten op arbeid heeft aan deze voorwaarden een extra voorwaarde toegevoegd.
De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing geldt voortaan alleen voor ondernemingen die voldoen aan de verplichting om werken in onroerende staat aan te geven bij de RSZ, voor zover deze ondernemingen aan deze aangifteplicht onderworpen zijn.
Volgens het sociaal recht is elke aannemer die werken in onroerende staat uitvoert namelijk verplicht om, vóór de uitvoering van die werkzaamheden, aan de RSZ de identiteit van de opdrachtgever en de onderaannemers te melden, evenals de begin- en einddatum, de aard en het belang van de uit te voeren werkzaamheden.
Ondernemingen die niet onder deze RSZ-aangifteplicht vallen, kunnen echter onder dezelfde voorwaarden als voorheen gebruik blijven maken van de voordelige maatregel van vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. De enige bedoeling is om bedrijven die niet aan hun sociale verplichtingen voldoen van dit belastingvoordeel uit te sluiten.
Deze nieuwe voorwaarde is op 1 april 2022 in werking getreden.
Nachtarbeid
Dit is arbeid die de werknemers overeenkomstig het arbeidsreglement verrichten tussen 20 en 6 uur. Arbeid die uitsluitend verricht wordt tussen 6 uur en 24 uur en arbeid die gewoonlijk begint vanaf 5 uur wordt niet als nachtarbeid beschouwd[9].
De ploegen-/ nachtpremie
De ploegen-/ nachtpremie wordt betaald naar aanleiding van de arbeid die in ploegen of ’s nachts wordt verricht. Wanneer er geen ploegen- of nachtpremie wordt toegekend, kan er geen vrijstelling van voorheffing worden verleend.
Tot voor kort was er geen minimumbedrag van ploegenpremie om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. In de meeste sectoren bestonden echter al afspraken over deze nacht- en ploegenpremies.
De wet houdende verlaging van lasten op arbeid stelt nu de kwantificering van deze minimumpremie vast in de vorm van een percentage.
Om vanaf 1 april 2022 op de vrijstelling te blijven rekenen, moet je je werknemers, naast het contractuele bruto-uurloon, een minimumpremie van 2% voor ploegenarbeid en 12% voor nachtarbeid betalen.
Voor werknemers die 's nachts in ploegendienst werken, aanvaardt de fiscus echter een minimumpremie van 2% per uur. Ploegenarbeid tijdens de nacht wordt namelijk als ploegenarbeid beschouwd.
Vanaf 1 april 2024 wordt de toekenning van deze premie aan een bijkomende voorwaarde onderworpen: ze moet opgenomen zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst, in het arbeidsreglement of in een arbeidsovereenkomst. Is dit niet het geval, dan wordt de premie niet in aanmerking genomen en heb je geen recht op vrijstelling.
Uitzondering hierop vormt de ploegenarbeid in de bouw- en aanverwante sectoren (werken in onroerende staat). Voor deze ondernemingen wordt een bruto uurloon van minstens 13,75 euro (niet- geïndexeerd)[10] met een ploegenpremie gelijkgesteld (zie bovenstaand).
In de praktijk
De ploegenpremie mag afzonderlijk vermeld worden op de loonfiche, maar dit is geen vereiste.
Ze kan worden geïntegreerd in het uurloon voor zover de werkgever kan aantonen dat een deel van het loon overeenstemt met een premie die wordt toegekend wegens ploegenarbeid. Het bedrag van deze premie moet dus bepaalbaar en identificeerbaar zijn[11].
De wachtvergoeding is een vergoeding die wordt toegekend ter compensatie van het deelnemen aan een wachtdienst. Die wachtdienst is een oproepsysteem waarbinnen een werknemer bereikbaar moet zijn en waarbij de fysieke aanwezigheid van de werknemer op de arbeidsplaats niet vereist is. Deze wachtdienst is geen arbeidstijd.
De wachtvergoeding is bijgevolg geen ploegenpremie omdat zij niet wordt toegekend naar aanleiding van het leveren van bepaalde prestaties, maar enkel om thuis stand-by te blijven. Ze maakt wel deel uit van de belastbare bezoldigingen die als basis dienen voor de berekening van deze maatregel.
Volcontinuarbeid
Onder ondernemingen die werken in een volcontinu arbeidssysteem wordt verstaan:
- De ondernemingen waar het werk wordt verricht door de werknemers van categorie 1 zoals bedoeld in artikel 330 van de programmawet (I) van 24 december 2002[12]
- In minstens vier ploegen van minstens 2 werknemers
- Die hetzelfde werk doen zowel qua inhoud als qua omvang
- Die een continu bezetting tijdens de gehele week en het weekend garanderen
- En die elkaar opvolgen zonder dat er een onderbreking is tussen de opeenvolgende ploegen en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan een vierde van hun dagtaak
Sinds 1 april 2022 wordt bij de beoordeling van deze laatste voorwaarde geen rekening meer gehouden met onderbrekingen van vijftien minuten of minder tussen opeenvolgende ploegen.
De wet houdende verlaging van lasten op arbeid bevestigt dus de administratieve tolerantie die al bestond en voorziet ook in een verruimde administratieve tolerantie in geval van noodzaak in echt uitzonderlijke omstandigheden, zoals de Covid-19-pandemie.
De bedrijfstijd in dergelijke ondernemingen, zijnde de tijd dat het bedrijf functioneert, bedraagt minstens 160 uur op weekbasis.
Concreet gebeurt de beoordeling van de vraag of er al dan niet sprake is van ploegen-, nacht- of volcontinuarbeid dus op het niveau van de onderneming. Dit betekent echter niet dat de vrijstelling ten aanzien van elke werknemer van een onderneming waar ploegen-, nacht- of volcontinuarbeid wordt verricht, kan worden toegepast. Dit kan enkel ten aanzien van werknemers die ook zelf effectief (min. 1/3) in dergelijk regime tewerkgesteld zijn (zie ook de titel “Welke werknemers komen in aanmerking?”) en die voldoende aan in te houden bedrijfsvoorheffing hebben op hun loon (zie in dit verband ook voetnoot 22).
Bv. Binnen een onderneming wordt ploegenarbeid verricht. Bepaalde werknemers van de onderneming (bv. administratief personeel, boekhouders,…) werken echter niet in dit ploegensysteem. Ten aanzien van hen kan de vrijstelling niet worden toegepast.
[1] De voorwaarden om te kwalificeren als een onderneming waar ploegenarbeid wordt verricht, beperken deze steunmaatregel niet tot een specifieke sector (zie parlementaire vraag nr. 603 van de heer Luk Van Biesen dd. 27 oktober 2015).
[2] Wet van 12 mei 2024 houdende diverse fiscale bepalingen
[3] In tegenstelling tot de klassieke industriële sectoren (waar het werk dikwijls in fabrieken wordt uitgevoerd), wordt het werk in de bouw- en aanverwante sectoren vaak zo geregeld dat de betreffende ondernemingen niet voldoen aan de definitie van ploegenarbeid.
[4] Bedoeling hiervan is voornamelijk om de strijd tegen sociale fraude en sociale dumping binnen de bouwsector aan te pakken.
[5] Dit belet niet dat de vrijstelling wordt toegepast voor deze leerlingen en studenten als ze aan alle basisvoorwaarden voldoen.
[6] Zoals bedoeld in art. 20, §2 BTW-KB nr. 1 van 29 december 1992). Dit betreffen onder andere alle werken die betrekking hebben op het bouwen, verbouwen, afwerken, inrichten, herstellen, onderhouden… van een onroerend goed.
[7] 16,02 euro voor inkomstenjaar 2023.
[8] Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens artikel 178§4 Wetboek Inkomstenbelastingen (dus op basis van het gezondheidsindexcijfer van september 2003 - 112,47).
[9] Artikel 275/5, §2, 2° van het WIB 1992.
[10] 16,67 euro voor inkomstenjaar 2024.
[11] Circulaire 2019/C/42 punt 9
[12] Hieronder wordt verstaan: de werknemers uit de profit-sector die onderworpen zijn aan het geheel van sociale zekerheidsstelsels (en die niet tewerkgesteld zijn door een werkgever uit de non-profitsector waarvoor de vermindering in het kader van de Sociale Maribel geldt of een werkgever die valt onder het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen.