In een arrest van 1981[1] heeft het Hof van Cassatie een erkenning van het stakingsrecht afgeleid uit de wet betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd[2]. Dat recht kan ook afgeleid worden uit de wet betreffende de vrijheid van vereniging[3] alsook uit de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten[4].
Op Europees niveau erkent het Europees sociaal handvest[5] uitdrukkelijk het stakingsrecht zonder het evenwel te definiëren. Daarnaast zijn er ook de Verdragen nrs. 87 en 98 van de Internationale Arbeidsorganisatie[6], het internationaal verdrag betreffende de economische, sociale en culturele rechten[7], en onrechtstreeks, het Europees verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden[8].
De staking kan gedefinieerd worden als zijnde de collectieve, overlegde, tijdelijke en vrijwillige stopzetting van de uitvoering van het werk door meerdere werknemers om druk uit te oefenen op de werkgever of een derde. In het algemeen wordt ook aanvaard dat stakingspiketten integraal deel uitmaken van de uitoefening van het stakingsrecht.
In de praktijk kan de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst verschillende vormen aannemen, zoals:
- Volledige stopzetting van het werk
- Overslaande stakingsacties
- Tijdelijke onderbreking van het werk op verschillende tijdstippen van de dag
[1] Hof van Cassatie, arrest van 21 december 1981.
[2] Wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd.
[3] Wet van 24 mei 1921 tot waarborging der vrijheid van vereniging.
[4] Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
[5] Europees sociaal handvest van 3 mei 1996.
[6] Verdrag nr. 87 van de IAO betreffende de vakbondsvrijheid en de bescherming van het vakbondsrecht van 9 juli 1948; Verdrag nr. 98 van de IAO betreffende het recht van organisatie en collectief overleg van 1 juli 1949.
[7] Internationaal pact van de Verenigde Naties betreffende de economische, sociale en culturele rechten van 16 december 1966.
[8] Europees verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950.