De uitoefening van het stakingsrecht kan beperkt worden. Dat kan onder andere als de veiligheid en vrijheid van burgers in het gedrang zou kunnen komen (lees ons voorbeeld hieronder).
Sommige gedragingen van de stakers kunnen gesanctioneerd worden als ze voldoende ernstig zijn. Denken we bijvoorbeeld aan willekeurige of onwettige stakingen, zoals “wilde”, “spontane” stakingen, “stiptheidsacties”, enz. (die doorgaans niet erkend werden door de vakbondsorganisaties noch gedekt zijn door een stakingsaanzegging), of aan strafbare gedragingen (diefstal, belemmering van het verkeer, geweld, smaad aan de politie, enz.).
Tucht- en contractuele sancties
Er kunnen tuchtsancties (blaam, verwittiging, schorsing, …) of contractuele sancties (beëindiging van de overeenkomst wegens ernstige tekortkomingen).
De tuchtsancties moeten voorzien zijn in het arbeidsreglement van de onderneming om toegepast te kunnen worden[1].
Strafrechtelijke sancties
Wanneer strafrechtelijke inbreuken worden gepleegd gedurende stakingsacties (bijvoorbeeld, kwaadwillige belemmering van het verkeer, sabotage, vernieling van publieke goederen, enz.) kan de werkgever, in de hoedanigheid van slachtoffer, nadien steeds klacht indienen bij de politie en een schadevergoeding vragen voor de geleden schade.
Hetzelfde geldt voor derden die van mening zijn dat ze schade hebben geleden.
Vakbonden genieten niet van de rechtspersoonlijkheid, de klacht zal dus ingediend moeten worden tegen de persoon (of personen) die de inbreuk heeft (hebben) gepleegd.
Een voorbeeld : twee arresten van het Hof van Cassatie betreffende een wegblokkade
Tijdens een staking op 24 juni 2016 werden er in de Antwerpse haven vijf wegblokkades opgeworpen. Daarbij werden onder andere autobanden verbrand op het midden van de rijbaan. Nadat de politie was tussen gekomen, werden vier blokkades snel en zonder veel problemen opgeheven. Eén wegblokkade werd echter niet verwijderd. Op die plek bleven manifestanten het verkeer hinderen. Die blokkade werd geleid door de voorzitter van een vakbondscentrale.
Tegen de leider van die blokkade werd er een strafrechtelijke procedure ingeleid en uiteindelijk werd de voorzitter veroordeeld. Op 26 juni 2019 oordeelde het Antwerpse Hof van Beroep dat die voorzitter artikel 406, eerste lid van het Strafwetboek had overtreden.
Dat artikel bepaalt dat men het verkeer niet kwaadwillig mag belemmeren op een manier die het verkeer gevaarlijk kan maken of ongevallen kan veroorzaken.
De voorzitter van de centrale gebruikte twee argumenten bij het Hof van Cassatie om aan te tonen dat de wegblokkade niet kwaadwillig was. Het Hof van Cassatie hield geen rekening met deze argumenten:
Over het eerste argument oordeelde het Hof dat het niet nodig is dat de voorzitter wist of de blokkering tot een gevaarlijke situatie zou kunnen leiden. Het opzettelijk hinderen van het verkeer zélf is al voldoende om artikel 406, eerste lid van het Strafwetboek te overtreden. Er moet dus niet specifiek aangetoond worden dat de belemmering tot een gevaarlijke situatie kan leiden.
Bij het tweede argument stelde het Hof dat een wegblokkade die opgeworpen wordt om syndicale eisen kracht bij te zetten, nog steeds kwaadwillig kan zijn.
Het Hof weerlegde niet enkel de twee argumenten, maar verduidelijkte ook dat het stakingsrecht of het recht om te betogen niet absoluut zijn. Het Hof gaf aan dat artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het EVRM) toelaten om het stakingsrecht en het recht om te betogen in te perken.
Dergelijke beperkingen moet dan wel in het algemeen belang opgelegd worden. Ze mogen ook niet onevenredig of onduldbaar zijn.
Het Hof van Cassatie oordeelde in haar arrest van 7 januari 2020 [2] dan ook dat het Hof van Beroep terecht kon beslissen dat de veiligheid en vrijheid van de burgers niet opzij kunnen geschoven worden voor andere rechten zoals het stakingsrecht.
In een opmerkelijk arrest van 23 maart 2022 [3] van het Hof van Cassatie in een zaak over een veelbesproken blokkade van een autosnelweg brengt het Hof de nodige duidelijkheid over de te respecteren grenzen bij syndicale acties. De blokkade veroorzaakte enerzijds aanzienlijke schade aan de rijbaan, maar ook grote files waardoor de tussenkomst van een arts-hartchirurg belemmerd werd.
Het Hof van Cassatie bekrachtigt opnieuw de beginselen van evenredigheid tussen de gebruikte middelen en het nagestreefde doel en de ontstentenis van absoluut karakter van het stakingsrecht en van de vrijheid van meningsuiting. De veiligheid van burgers kan niet zomaar opzij worden geschoven door het stakingsrecht.
Het hof van beroep van Luik had zwaardere straffen uitgesproken tegen de aanwezige vakbondsverantwoordelijken die rekening gehouden met de functie die door hen werd uitgeoefend binnen een vakbond hen een doorslaggevende rol toekent bij het plegen van de feiten. Ook hier volgde het Hof van Cassatie. Het Hof zegt voor recht: “deze motivering beslist de strafverzwaring niet op grond van de uitgeoefende vakbondsfunctie, maar op grond van het verkeerde gebruik van het gezag en het vermogen om zich te doen gehoorzamen die deze functie aan elk van zijn titularissen toekende ten aanzien van de betogers.”
De ondernemingen die te maken krijgen met collectieve acties die geleid hebben tot bepaalde feitelijkheden, kunnen, wanneer de dialoog onmogelijk geworden is en onder bepaalde voorwaarden, een rechtsprocedure inleiden, meer bepaald met een eenzijdig verzoekschrift.
[1] Artikel 16 van de wet van 8 april 1965 tot invoering van de arbeidsreglementen.
[2] Hof van Cassatie, 7 januari 2020, AR P.19.0804.N, www.juridat.be.
[3] Hof van Cassatie, 23 maart 2022, AR P.21.1500.F, www.juridat.be.