Onderscheid tussen tijdskrediet met uitkeringen en tijdskrediet zonder uitkeringen
In geval de werknemer een tijdskrediet zonder onderbrekingsuitkeringen opneemt, is de periode van tijdskrediet niet gelijkgesteld voor de socialezekerheidsrechten.
Geniet de werknemer tijdens de periode van tijdskrediet onderbrekingsuitkeringen van de RVA, dan heeft de wetgever de periode dat de werknemer onderbrekingsuitkeringen geniet, in bepaalde gevallen met een tewerkstelling gelijkgesteld voor de opbouw van de socialezekerheidsrechten. U vindt hieronder in welke gevallen dit zo is.
Ziekte- en invaliditeitsverzekering
De werknemer behoudt volledig het recht op terugbetaling van de gezondheidszorgen. Hij wordt door het RIZIV beschouwd als een vergoede volledig werkloze.
Als hij een voltijds tijdskrediet neemt, heeft de werknemer daarentegen geen recht op uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid of invaliditeit. Dit recht herneemt van zodra het voltijds tijdskrediet een einde neemt.
Als hij daarentegen een deeltijds tijdskrediet neemt, heeft hij wel recht op uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid of invaliditeit. Deze worden echter wel geproratiseerd.
Kinderbijslag
De werknemer behoudt volledig het recht op kinderbijslag, behalve indien hij tijdens deze periode een activiteit als zelfstandige uitoefent en op basis hiervan recht heeft op kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen.
Werkloosheid
Volledige werkloosheid
De afwezigheidsdagen in het kader van het tijdskrediet worden niet gelijkgesteld voor de berekening van het aantal arbeidsdagen dat de werknemer in de loop van een referteperiode moet bewijzen om recht te hebben op werkloosheidsuitkeringen.
De referteperiode wordt evenwel verlengd met de duur van de periode gedekt door onderbrekingsuitkeringen.
De uitkeringen waarop de werknemer die volledig werkloos zou worden, recht heeft, worden berekend op basis van het loon voorafgaand aan het tijdskrediet.
Tijdelijke werkloosheid
Aangezien de arbeidsprestaties van de werknemer in voltijds tijdskrediet volledig geschorst zijn, zal hij niet tijdelijk werkloos gesteld kunnen worden.
Tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid in de onderneming zal de werknemer die zijn prestaties in het kader van een tijdskrediet verminderd heeft, recht hebben op werkloosheidsuitkeringen voor de dagen dat hij niet in tijdskrediet is. De uitkeringen zullen berekend worden op basis van het deeltijds loon.
Jaarlijkse vakantie
De periode van tijdskrediet wordt niet gelijkgesteld met een periode van tewerkstelling voor het berekenen van het recht op jaarlijkse vakantie.
De werknemer die een tijdskrediet opneemt, zal het jaar nadien dan ook minder vakantiedagen kunnen opnemen en op minder vakantiegeld aanspraak kunnen maken. Hij zal eventueel, onder bepaalde voorwaarden, wel het recht openen op aanvullende of Europese vakantie. Voor meer informatie hieromtrent verwijzen we naar onze fiche “Jaarlijkse vakantie - 4. De Europese of aanvullende vakantie”.
Vertrekvakantiegeld
De werkgever is een vertrekvakantiegeld verschuldigd aan de werknemer die een voltijds tijdskrediet opneemt, en dit op het moment dat het tijdskrediet aanvangt.
In het jaar waarin een werknemer een deeltijds tijdskrediet opneemt, zal de werkgever hem in de maand december een vertrekvakantiegeld moeten betalen wegens de vermindering van zijn arbeidsduur.
Voor meer informatie hierover verwijzen we naar de fiche “Jaarlijkse vakantie - Het vakantiegeld uit dienst of het vertrekvakantiegeld”.
Pensioen
Opmerking vooraf: de hieronder besproken regels zijn enkel van toepassing voor de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste ingingen op 1 januari 2013 en gelden enkel voor de inactiviteitsperiodes vanaf 1 januari 2012 [1].
Voor de inactiviteitsjaren voor 2012 en de pensioenen die voor 1 januari 2013 ingingen, geldt als regel dat alle tijdskredietperiodes gelijkgesteld worden op basis van het normaal fictief loon [2].
Tijdskrediet met motief
De volledige periode van tijdskrediet met motief (36 of 51 maanden) wordt gelijkgesteld. Deze gelijkstelling gebeurt op basis van het normaal fictief loon.
Eindeloopbaantijdskrediet
Wanneer de werknemer een halftijds tijdskrediet of een tijdskrediet 1/5 voor werknemers van 55 jaar en ouder opneemt, wordt de volledige periode van tijdskrediet gelijkgesteld voor de berekening van het pensioen.
Deze gelijkstelling gebeurt in principe op basis van het begrensd fictief loon [3]. In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld tijdskrediet toegekend aan werknemers met een zwaar beroep) wordt er evenwel toch gelijkgesteld op basis van het normaal fictief loon. Voor een overzicht van deze uitzonderingsgevallen verwijzen we u naar de website van de RVP.
Voltijds en halftijds tijdskrediet zonder motief
Hoewel het tijdskrediet zonder motief afgeschaft is, blijven de gelijkstellingsregels bestaan voor de periodes van tijdskrediet zonder motief die opgenomen werden voor de afschaffing ervan.
Voor het voltijds en het halftijds tijdskrediet zonder motief wordt een periode van maximum 12 maanden voltijds equivalent gelijkgesteld voor de berekening van het pensioen (dus 12 maanden voltijds of 24 maanden halftijds).
Deze 12 maanden worden verlengd tot 36 maanden indien de volgende voorwaarden vervuld zijn [4]:
- er bestond een collectieve arbeidsovereenkomst op sector- of ondernemingsniveau die het recht op tijdskrediet verlengde boven de wettelijk voorziene periode van 1 jaar;
EN
- de periodes van tijdskrediet gelegen waren vóór 1 januari 2012
- OF
- de periodes van tijdskrediet gelegen zijn vanaf 1 januari 2012, maar:
- het tijdskrediet was reeds ingegaan vóór 28 november 2011
- OF
- het tijdskrediet was bij de werkgever aangevraagd vóór 28 november 2011 en de aanvraag bij de RVA gebeurde vóór 2 maart 2012 en de ingangsdatum van het tijdskrediet lag vóór 3 april 2012.
Deze 12 (of 36) maanden worden gelijkgesteld op basis van het normaal fictief loon.
Tijdskrediet 1/5 zonder motief
Voor het tijdskrediet 1/5 zonder motief wordt een periode van maximum 60 maanden gelijkgesteld voor de berekening van het pensioen. Ook hier gebeurt de gelijkstelling op basis van het normaal fictief loon.
[1] Koninklijk besluit van 27 februari 2013, Belgisch Staatsblad van 8 maart 2013. Wet van 28 december 2011 en koninklijk besluit van 24 september 2012.
[2] Dit is het dagelijks gemiddelde van de reële, forfaitaire en fictieve lonen van de werknemer met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar.
[3] Dit bedraagt momenteel 27.425,03 euro (bedrag geldig sinds 1 januari 2021).
[4] Het gaat hier over de overgangsbepalingen in het kader van cao nr. 77bis. De betrokken werknemers behouden de gelijkstellingsvoorwaarden die golden in de oude reglementering (volgens het principe van behoud van verworven rechten).