In tegenstelling tot bij de bedrijfswagen die voor beroeps- en voor privédoeleinden gebruikt wordt, ontstaat er geen voordeel in natura of van alle aard als de bedrijfswagen enkel voor beroepsdoeleinden gebruikt wordt.
Dat is bijvoorbeeld het geval voor een dienstwagen die elke avond naar de garage van het bedrijf teruggebracht moet worden en door het personeel niet voor privédoeleinden gebruikt mag worden.
Er zal dus enkel een solidariteitsbijdrage verschuldigd zijn indien de bedrijfswagen ook voor privédoeleinden gebruikt mag worden.
Wanneer is er sprake van privégebruik?
Strikte privéverplaatsingen
Onder privéverplaatsing verstaat men in de eerste plaats de privéverplaatsingen in strikte zin die de werknemer met de bedrijfswagen aflegt ‘s avonds, tijdens het weekend, gedurende de vakantie, …
Hier is het duidelijk dat de werknemer de ter beschikking gestelde wagen ook voor privédoeleinden gebruikt.
Woon-werkverplaatsingen
Onder privéverplaatsingen worden daarnaast in principe ook de verplaatsingen tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling van de werknemer begrepen.
Er bestaan evenwel 2 uitzonderingen op deze regel:
- de woon-werkverplaatsingen met een utilitair voertuig worden niet als privéverplaatsingen beschouwd [1]. De RSZ stelt dat “het daarbij niet uitmaakt of de werknemer het voertuig gebruikt om te gaan werken op zijn bedrijf, op een werf, bij een klant, …., en zelfs niet dat hij het ganse jaar ‘s morgens naar eenzelfde plaats rijdt en 's avonds van die plaats terug naar huis komt, zonder dat hij tijdens de dag zijn voertuig moet gebruiken”.
- ook de verplaatsingen tussen de woonplaats en de werkplaats indien er geen vaste plaats van tewerkstelling is, worden niet langer als privéverplaatsingen beschouwd. Hierbij definieert de RSZ de vaste plaats van tewerkstelling als “een plaats die aan beide volgende voorwaarden voldoet:
a. De werknemer levert effectief prestaties van enige omvang op die plaats (zijn eigen bedrijf, een werf, een klant, …).
Voorbeeld: Een technicus die 's morgens naar zijn bedrijf rijdt, daar tijdens de voormiddag toestellen repareert, en deze tijdens de namiddag bij klanten gaat installeren, heeft een woon-werkverplaatsing, zelfs als hij aan het einde van zijn dagtaak niet terugkeert naar het bedrijf, maar rechtstreeks van bij de laatste klant naar huis rijdt. Echter, iemand die naar het bedrijf rijdt alleen maar om goederen op te laden, en dan gedurende de ganse dag deze goederen levert en nadien met dit voertuig naar huis rijdt, heeft geen woon-werkverplaatsing, want hij levert geen prestaties van enige omvang op het bedrijf.
b. Het voertuig rijdt tijdens het jaar ten minste 40 dagen naar eenzelfde plaats, ongeacht of deze dagen op elkaar volgen of niet. Van zodra de 40 dagen bereikt zijn op één plaats is de solidariteitsbijdrage verschuldigd voor het ganse jaar (eventueel beperkt tot de periode dat het voertuig werd ter beschikking gesteld, bv. een tijdens het jaar aangekocht voertuig).”
Wat wordt onder professionele verplaatsingen verstaan?
Onder beroepsmatige verplaatsing verstaat men de verplaatsingen opgelegd door het bedrijf in het kader van de uitoefening van het beroep, met name:
- Enerzijds, de verplaatsingen tussen de gebruikelijke plaats van tewerkstelling en occasionele werkplaatsen (bijvoorbeeld de verplaatsingen naar klanten, leveranciers of andere zakenrelaties,…)
- Anderzijds, de verplaatsingen tussen de woonplaats en de occasionele werkplaatsen (bijvoorbeeld deze van de handelsvertegenwoordigers van hun woonplaats naar hun cliënteel)
[1] In de Instructies van de RSZ wordt evenwel gepreciseerd dat deze voertuigen wel vermeld moet worden in het blok “bedrijfsvoertuig” van de DmfA, ook al is de solidariteitsbijdrage voor deze voertuigen gelijk aan 0 euro.