Principe
De algemene sancties zijn:
- Hetzij een administratieve geldboete
- Hetzij een strafrechtelijke geldboete en/of een gevangenisstraf
De werkgever kan ofwel een administratieve sanctie ofwel een strafrechtelijke sanctie krijgen. Een combinatie van beide is niet mogelijk. Voor meer informatie over wanneer welke sanctie wordt toegepast, verwijzen we u naar de fiche “Sociaal Strafwetboek - 2. Procedureregels” onder de vraag “Hoe verloopt de procedure nadat een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk werd opgemaakt?”
4 niveaus
De sociaalrechtelijke inbreuken zijn opgedeeld in vier niveaus, elk met een eigen sanctie (administratie en strafrechtelijk). De aard en de hoogte van de sanctie hangt dus af van de gepleegde inbreuk.
|
Gevangenisstraf |
Strafrechtelijke geldboete[1] |
Administratieve geldboete[2] |
Niveau 1 |
|
|
€ 80 tot € 800 |
Niveau 2 |
|
hetzij een strafrechtelijke geldboete van € 400 tot € 4.000 |
hetzij een administratieve geldboete van € 200 tot € 2.000 |
Niveau 3 |
|
hetzij een strafrechtelijke geldboete van € 1.600 tot € 16.000 |
hetzij een administratieve geldboete van € 800 tot € 8.000 |
Niveau 4 |
hetzij een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar |
en/of een strafrechtelijke geldboete van € 4.800 tot € 56.000 |
hetzij een administratieve geldboete van € 2.400 tot € 28.000 |
Uit deze tabel blijkt duidelijk dat:
- Het stelsel van de administratieve geldboeten uitgebreid werd tot alle inbreuken op het sociaal recht
- De minst zware inbreuken gedepenaliseerd zijn en dus enkel met een administratieve geldboete bestraft kunnen worden waardoor voor de rechtbanken ruimte vrijkomt om zich op de zwaardere vormen van sociale fraude te concentreren
- Er nog enkel gevangenisstraffen zijn voor de zwaarste inbreuken
- De uitsluiting van het recht in te schrijven voor overheidsopdrachten of om concessies te verkrijgen voor een periode van 3 tot 5 jaar geldt voor de sancties van niveau 3 en 4.
De strafrechtelijke geldboeten op rechtspersonen toepasselijk
De strafrechtelijke geldboeten toepasselijk op inbreuken gepleegd door rechtspersonen, zijn:
- Voor niveau 4: geldboete van minimum vijfhonderd euro vermenigvuldigd met het getal van de maanden van de minimumvrijheidsstraf, doch niet lager dan de minimumgeldboete op het feit gesteld; met als maximum tweeduizend euro vermenigvuldigd met het getal van de maanden van de maximumvrijheidsstraf, doch nietlager dan het dubbele van de maximumgeldboete op het feit gesteld
- Voor niveau 2 en 3: minimum en maximum als door het boek 2 van dit Wetboek op het feit gesteld.
[1] De hieronder vermelde bedragen werden reeds met de opdeciemen vermenigvuldigd (dus x 8).
[2] De hieronder vermelde bedragen werden reeds met de opdeciemen vermenigvuldigd (dus x 8).