Deze referentieperiode van een kwartaal kan worden verlengd tot maximaal 12 maanden, ofwel bij koninklijk besluit, ofwel bij collectieve arbeidsovereenkomst op sectoraal of ondernemingsniveau, ofwel bij arbeidsreglement.
Sinds 1 februari 2017 is de interne grens vastgesteld op 143 uren per referteperiode. Dit aantal van 143 kan worden verhoogd (maar niet verlaagd) door een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. Deze grens is van toepassing in alle werkroosters. Zodra een werknemer het normale werkrooster met 143 uren heeft overschreden, kan de werkgever hem niet meer langer bovenop dit werkrooster laten werken. De werkgever is verplicht om hem inhaalrustdagen toe te kennen voordat hij de werknemer indien nodig weer overuren laat presteren. De grens van 143 uren is niet absoluut en kan dus meerdere keren in dezelfde referteperiode worden bereikt. De grens mag echter nooit worden overschreden. Aan het einde van de referteperiode moeten alle uren dus zijn ingehaald.
De grens van 143 overuren wordt als volgt berekend:
- (wekelijkse arbeidsduur in de onderneming x aantal gewerkte weken) + 143 uren.
Alle uren, zowel de uren die zijn vermeld in het arbeidsreglement, als de overuren, worden meegeteld in de interne grens.
Vrijwillige overuren die tijdens de referteperiode worden gepresteerd worden niet ingehaald, maar worden wel meegeteld om uit te maken of de interne grens van de arbeidsduur is bereikt, met uitzondering van de eerste 25 vrijwillige uren. Deze 25 uren kunnen via een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst tot 60 uren worden opgetrokken. Kijk na of je sector een dergelijke cao heeft gesloten op paritair comité > Jouw PC – nummer > Overschrijding van de normale arbeidsduur.
Overuren die geen aanleiding geven tot inhaalrust (relance-uren) worden niet meegeteld om uit te maken of de interne grens van de arbeidsduur werd bereikt.