Op fiscaal vlak moeten we een onderscheid maken tussen de aanslagtermijn en de verjaringstermijn.
De aanslagtermijn is de termijn waarbinnen de fiscus de belastingaanslag kan vestigen, wat gebeurt door de inkohiering ervan. Deze inkohiering moet dus binnen de aanslagtermijn gebeuren.
De verjaringstermijn daarentegen is de termijn waarbinnen de fiscus een gevestigde aanslag kan invorderen (betaling van de belasting eisen).
Bedrijfsvoorheffing
De bedrijfsvoorheffing is in principe betaalbaar binnen de vijftien dagen na het verstrijken van de maand waarin de inkomsten werden betaald of toegekend[1].
Wanneer de betaling niet binnen de termijn gebeurt, mag de bedrijfsvoorheffing gevestigd worden gedurende drie jaar (aanslagtermijn) vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de belasting verschuldigd is[2]. De bedrijfsvoorheffing moet dus binnen deze aanslagtermijn in het kohier opgenomen worden en ze verjaart na vijf jaar vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier (artikel 443bis, §1, lid 2 WIB).
Directe belastingen
De fiscus heeft in principe een aanslagtermijn van 18 maanden, waarbinnen de directe belastingen (personenbelasting, vennootschapsbelasting, belasting niet-inwoners) in het kohier opgenomen moeten worden. Deze termijn begint op 1 januari van het aanslagjaar en eindigt op 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd. Het aanslagjaar is het jaar waarin u uw belastingaangifte indient: 2022 is bijvoorbeeld het aanslagjaar waarin u uw aangifteformulier invult voor uw inkomsten van 2021.
Wanneer de belastingplichtige zijn aangifte niet, onvolledig of laattijdig doet, heeft de fiscus drie jaar de tijd om de aanslag te vestigen[3] en deze termijn begint te lopen vanaf 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de belasting verschuldigd is[4].
De belastingen moeten vervolgens betaald worden binnen de twee maanden na toezending van het aanslagbiljet (de belastingafrekening die u van de overheid ontvangt) en de mogelijkheid om ze in te vorderen, in geval van niet-betaling, verjaart na 5 jaar vanaf de datum waarop ze betaald dienen te zijn (artikel 443bis, §1, lid 1 WIB).
[1] Artikel 412, lid 2 WIB. De bedrijfsvoorheffing is daarentegen betaalbaar binnen 15 dagen na het verstrijken van iedere trimester waarin de inkomsten zijn betaald of toegekend, wanneer de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten van het vorige jaar minder dan 25.000 euro (basisbedrag) bedroeg (artikel 412, lid 3 WIB). Voor de inkomsten die betaald of toegekend zijn gedurende de eerste 15 dagen van december is de bedrijfsvoorheffing uiterlijk op 24 december betaalbaar wanneer de schuldenaar van die inkomsten voor het vorige jaar meer dan 2.500.000 EUR bedrijfsvoorheffing verschuldigd was (Art. 412, lid 4 WIB).
[2] Artikel 354, lid 1 en lid 3 WIB. In geval van fraude wordt deze termijn met 4 jaar verlengd.
[3] Artikel 354, lid 1 en lid 3 WIB. In geval van fraude wordt deze termijn met 4 jaar verlengd.
[4] Wanneer voor de toepassing van de vennootschapsbelasting en van de belasting van niet-inwoners de belastingplichtige anders dan per kalenderjaar boekhoudt, wordt de termijn van drie jaar verlengd met eenzelfde tijdperk als dat welke is verlopen tussen 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd en de datum van afsluiting van het boekjaar in de loop van hetzelfde jaar (artikel 354, lid 2 WIB).