Het gebruik van de (elektrische) fiets voor het woon-werkverkeer is populairder dan ooit. Dat is niet moeilijk: we willen met zijn allen steeds dichter bij huis werken, we zijn de ellenlange files meer dan beu en het gebruik van de (elektrische) fiets voor het woon-werkverkeer wordt ook nog eens (para-) fiscaal aangemoedigd via de vrijgestelde fietsvergoeding enerzijds en de vrijstelling van het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets anderzijds.
De wet van 22 oktober 2017 houdende diverse fiscale bepalingen I heeft bovenvermeld fiscaal gunstregime bovendien verder uitgebreid (naar onder andere de “speed pedelecs”) als onderdeel van een globaler intermodaal beleid om het hoofd de bieden aan het fileprobleem, alsook aan de milieu- uitdagingen. Deze uitbreiding is van toepassing vanaf inkomstenjaar 2017 (aanslagjaar 2018).
Een koninklijk besluit heeft de sociale reglementering afgestemd op de fiscale. Redenen genoeg dus om onze geliefde vierwieler aan de kant te laten en te kiezen voor de fiets.
Wat dient verstaan te worden onder “fiets”?
Voor de toepassing van het sociaal en fiscaal gunstregime dat onderstaand wordt toegelicht, wordt onder de term “fiets” verstaan [1]:
- Een rijwiel
- Een elektrisch aangedreven gemotoriseerd rijwiel
- Een elektrisch aangedreven “speed pedelec” zoals gedefinieerd in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer
Deze rijwielen, elektrisch aangedreven gemotoriseerde rijwielen of speed pedelecs kunnen al dan niet uitgerust zijn met een garageknop (walk Assist, Park Assist, vertrekhulp, parkeerhulp, etc…) waardoor ze beperkt autonoom kunnen bewegen om bijvoorbeeld gemakkelijker een helling te kunnen opwandelen met de fiets aan de hand.
Wat is een rijwiel?
Het rijwiel is elk voertuig met 2 of meer wielen dat via pedalen of handgrepen met spierkracht wordt aangedreven of uitgerust is met een elektrische hulpmotor tot 250 W die geen ondersteuning meer biedt vanaf 25km/h, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen ;
Vallen onder bovenstaande definitie: (al dan niet elektrisch aangedreven) klassieke fietsen, hybride fietsen [2], koersfietsen, mountainbikes, city bikes, bakfietsen, aangepaste fietsen voor mindervaliden en plooibare fietsen.
Zijn daarentegen uitgesloten: Hoverboards, rolschaatsen, skateboards, monowheels en segways. Het gaat hier immers om gemotoriseerde of niet gemotoriseerde voortbewegingstoestellen.
Hoe moeten we een elektrisch aangedreven gemotoriseerd rijwiel interpreteren?
Dit is elk twee-, drie- of vierwielig voertuig met pedalen, uitgerust met een elektrische hulpaandrijving met als hoofddoel trapondersteuning waarvan de aandrijfkracht wordt onderbroken bij een voertuigsnelheid van maximum 25 km per uur, met uitsluiting van de hierboven vermelde rijwielen.
Het nominaal continu maximumvermogen van de elektrische motor bedraagt ten hoogste 1 kW.
En wat met een elektrisch aangedreven speed pedelec?
Onder een speed pedelec wordt elk tweewielig voertuig met pedalen verstaan, met uitsluiting van de gemotoriseerde rijwielen, met een elektrische hulpaandrijving met als hoofddoel trapondersteuning waarvan de aandrijfkracht wordt onderbroken bij een voertuigsnelheid van maximum 45 km per uur.
De elektrische motor heeft een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW.
Een sociaal en fiscaal gunstig regime voor de fiets
Het gebruik van de fiets voor het woon-werkverkeer wordt aangemoedigd via:
- De toekenning van een vrijgestelde fietsvergoeding onder voorwaarden (zie verder) enerzijds
- En de vrijstelling van het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets onder voorwaarden (zie verder) anderzijds
Beide voordelen zijn cumuleerbaar.
Ze zijn zowel van toepassing voor werknemers als voor bedrijfsleiders.
Deze vrijstellingsregeling voor de fiets is sinds 2024 (net zoals de andere vrijstellingsregelingen voor woon-werkvergoedingen) enkel van toepassing voor de belastingplichtigen die in hun belastingaangifte kiezen voor de aftrek van de forfaitaire beroepskosten.
Wie kiest voor de aftrek van de werkelijke beroepskosten is automatisch uitgesloten van de vrijstellingen. Voor deze personen zijn de toegekende fietsvergoeding en het voordeel van de bedrijfsfiets een beroepsinkomen dat belastbaar is tegen het progressief tarief.
Bedrijfsvoorheffing
De controle met betrekking tot de keuze voor de forfaitaire beroepskosten zal (zowel voor de fiets als voor de andere vrijstellingen voor woon-werkvergoedingen) gebeuren op het niveau van de personenbelasting en dus niet in het stadium van de bedrijfsvoorheffing.
Om de fiscale vrijstellingen te verkrijgen, moest de werknemer in het verleden steeds schriftelijk aan zijn/ haar werkgever bevestigen dat hij of zij geen aanspraak zou maken op de werkelijke beroepskosten naar aanleiding van de belastingaangifte. Deze voorwaarde vervalt vanaf inkomstenjaar 2024 in de bedrijfsvoorheffing.
Anders gezegd: er is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de fietsvergoedingen en ook niet op het voordeel van een ter beschikking gestelde bedrijfsfiets (mits onderstaande voorwaarden worden nageleefd uiteraard). Noch voor werknemers, noch voor bedrijfsleiders. Noch voor zij die in de personenbelasting kiezen voor de forfaitaire aftrek, noch voor zij die in de personenbelasting kiezen hun werkelijke onkosten.
Fiscale fiche
De bedragen van de fietsvergoeding én van het voordeel van de bedrijfsfiets moeten vanaf inkomstenjaar 2024 in hun totaliteit vermeld worden op de fiscale fiches 281.10 en 281.20.
De reden hiervoor is dat de fiscus op die manier onmiddellijk over de nodige informatie beschikt om het voordeel van de fiets en de fietsvergoeding bij de belastbare inkomsten te voegen, wanneer bij de vestiging van de belastingen blijkt dat de belastingplichtige aanspraak maakt op de werkelijke beroepskosten.
Voor de bedrijfsfiets heeft dit tot gevolg dat telkens wanneer een bedrijfsfiets kosteloos ter beschikking gesteld wordt, het bedrag van het voordeel moet worden vastgesteld op basis van zijn werkelijke waarde.
De circulaire 2024/C/22 [3] geeft meer uitleg en voorbeelden in dit verband.
Zo zal bij de waardering rekening moeten gehouden worden met:
- De aard van het aanbod: wordt enkel een fiets ter beschikking gesteld of ook toebehoren?
- De grootte van het aanbod: de waardering zal verschillen naar gelang de verkrijger permanent over de fiets kan beschikken , dan wel op beperkte wijze. In het eerste geval moet het voordeel in principe op jaarbasis worden vastgesteld. In het tweede geval moet voor de bepaling van het voordeel rekening worden gehouden met de frequentie en de duur van het gebruik.
- De waarde van het aanbod: het voordeel zal uiteraard verschillen in functie van de waarde van de fiets en van de toebehoren. Ook de kost van de aangeboden diensten zal een rol spelen.
Fietsvergoeding
cao nr. 164
De werknemers die met de fiets naar het werk komen, hebben sinds 1 mei 2023 op basis van de cao nr. 164 gesloten op 24 januari 2023 binnen de Nationale Arbeidsraad recht op een fietsvergoeding van 0,28 euro per km (in 2024) ten laste van hun werkgever voor een maximum heen afstand van 20 km.(maximum heen en terug van 40 km per dag).
Het gaat om een suppletieve cao. Dat betekent dat deze slechts van toepassing zal zijn wanneer er geen sectorale of ondernemings-cao bestaat die voorziet in een specifieke vergoeding voor fietsverplaatsingen tussen de woon- en werkplaats.
Fiscaal en sociaal vrijgesteld onder voorwaarden
Zoals eerder gezegd, is de fietsvergoeding enkel vrijgesteld voor de belastingplichtigen die in hun belastingaangifte kiezen voor de aftrek van de forfaitaire beroepskosten. Dit heeft echter geen impact op het niveau van de loonberekening: er is namelijk geen bedrijfsvoorheffing of RSZ op verschuldigd.
Volgende voorwaarden dienen wel nageleefd te worden:
De vergoeding die toegekend wordt voor de effectief met de fiets gereden woon- werkverplaatsingen is vanaf 1 januari 2024 vrijgesteld van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen:
- Voor een bedrag van 0,35 euro per km [4]
- Met een plafond van 3.500 € per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk (officieus bedrag 2024)
De fietsvergoeding is met andere woorden dubbel begrensd: per kilometer en per jaar.
Het maximumplafond van 3.500 per jaar euro is niet van toepassing op de vergoedingen voor dienstverplaatsingen met de fiets.
Wat als bovenstaande plafonds overschreden worden?
Dan vormt enkel het overschrijdende gedeelte een belastbaar inkomen. Dit principe geldt zowel voor overschrijding van de 0,35 euro per kilometer als van de 3.500 euro per jaar.
En kan de fiscale vrijstelling voor “ander vervoer” (490 euro per jaar) [5] toegepast worden op het overschrijdende gedeelte?
- Ja, voor wat het deel van de fietsvergoeding betreft dat het jaarplafond van 3.500 euro overschrijdt
- Neen, voor wat het deel van de fietsvergoeding betreft dat het plafond van 0,35 euro per kilometer overschrijdt. De vrijstelling van 490 euro voor ander vervoer kan immers niet gecumuleerd worden met de vrijstelling van de fietskilometervergoeding voor dezelfde verplaatsing of een deel hiervan. Niets belet echter dat de twee tussenkomsten elkaar aanvullen wanneer de woon-werkafstand deels per fiets en deels met een ander vervoermiddel afgelegd wordt.
Belastingkredieten
De betaling van een fietsvergoeding brengt (verhoogde) kosten met zich mee voor de werkgever. Om deze financiële gevolgen te verzachten, werden de zgn. “belastingkredieten” in het leven geroepen.
Een belastingkrediet is een fiscaal voordeel dat ervoor zorgt dat je als werkgever minder belastingen zal moeten betalen. Op die manier worden de extra kosten die de toekenning van de kilometervergoeding met zich meebrengt, gecompenseerd.
In het kader van de fietsvergoeding bestaan 2 soorten belastingkredieten:
- Het belastingkrediet toegekend in toepassing van cao 164 [6]
- Het belastingkrediet voor de vrijwillige verhoging van de fietsvergoeding [7]
Je kan de modaliteiten voor de toepassing van deze belastingkredieten voor de fietskilometervergoeding raadplegen in de downloadsectie van deze pagina.
Toekenning van een bedrijfsfiets
Fiscaal en sociaal vrijgesteld onder voorwaarden
Zoals eerder gezegd, is het voordeel van de bedrijfsfiets enkel vrijgesteld voor de belastingplichtigen die in hun belastingaangifte kiezen voor de aftrek van de forfaitaire beroepskosten. Dit heeft echter geen impact op het niveau van de loonberekening: er is namelijk geen bedrijfsvoorheffing of RSZ op verschuldigd.
Volgende voorwaarden moeten wel nageleefd worden:
De terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets (inclusief toebehoren, onderhouds- en stallingskosten) aan een werknemer die hem gebruikt voor zijn woon-werkverplaatsingen is een sociaal voordeel dat uitdrukkelijk is vrijgesteld van belasting door de wet [8]. Het privégebruik van deze fiets brengt zelfs geen belastbaar voordeel van alle aard teweeg, op voorwaarde dat hij ook daadwerkelijk in het kader van de woon-werkverplaatsingen gebruikt wordt.
Dit is evenzo van toepassing voor de in steden populaire deelfiets indien het deelfietsabonnement op naam van de werkgever staat. Ook hier gaat het volgens de fiscus over de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets.
De RSZ volgt de zienswijze van de fiscus en stelt eveneens dat er geen RSZ-bijdragen van toepassing zijn op het woon-werkverkeer en de strikte privéverplaatsingen met een door de werkgever ter beschikking gestelde fiets, op voorwaarde dat deze ook effectief gebruikt wordt voor de woon- werkverplaatsingen (retro- activiteit tot en met 1 januari 2017) [9]. Voordien was het louter privégebruik van de fiets wel onderworpen aan sociale bijdragen.
Van zodra de bedrijfsfiets louter voor privéverplaatsingen wordt toegekend (en er dus geen woon-werkverplaatsingen mee worden verricht), dan is de toekenning van de bedrijfsfiets een voordeel van alle aard waarop bedrijfsvoorheffing dient te worden ingehouden en sociale bijdragen dienen te worden betaald.
Het jaarplafond van 3.500 euro dat van toepassing is voor de fietsvergoeding geldt niet voor het voordeel inzake de bedrijfsfiets. Hier is geen maximumbedrag van toepassing.
Het voordeel van de bedrijfsfiets mag voor een zelfde verplaatsing of een deel ervan niet gecumuleerd worden met de vrijstelling van 490 euro voor ander vervoer. Hier gelden dus dezelfde regels als voor de 0,35 euro fietsvergoeding per kilometer.
Aftrekbaarheid in hoofde van de werkgever
De kosten om het gebruik van de fiets door het personeel aan te moedigen voor hun woon- werkverkeer, zijn aftrekbaar voor:
- 120% in de personenbelasting
- 100% in de vennootschapsbelasting
Samenvattende tabel voor de verplaatsingen met de fiets
|
Sociaal |
Fiscaal |
Fietsvergoeding voor het woon-werktraject |
|
|
Toekenning van een bedrijfsfiets |
|
|
Deelfiets
|
|
|
[1] Wet van 22 oktober 2017 houdende diverse fiscale bepalingen I, alsook de voorbereidende werken bij deze wetgeving.
[2] Dit is een tussenvorm tussen een stadsfiets en een mountainbike.
[3] Circulaire 2024/C/22 over de vrijstelling van de fietsvergoeding en het voordeel dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een bedrijfsfiets, alsook over de beroepskosten verbonden aan het gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer
[4] Art. 38, § 1,1e lid, 14°, a WIB 92. Geïndexeerd bedrag voor het inkomstenjaar 2024 en Koninklijk besluit van 9 april 2024 houdende uitvoering van de artikelen 38, § 1, zesde lid, en 66bis, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, B.S. van 15 april 2024.
[5] Art. 38, § 1, 9° van WIB 92. Geïndexeerd bedrag voor het inkomstenjaar 2024.
[6] Circulaire 2024/C/46 over het belastingkrediet voor de fietskilometervergoeding toegekend in toepassing van de cao nr. 164
[7] Circulaire 2024/C/56 over het belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding.
[8] Art. 38, §1, 1ste lid, 14°, b, WIB 92.
[9] Koninklijk besluit van 7 februari 2018, Belgisch Staatsblad van 27 februari 2018.
[10] Bedrag van toepassing op aanslagjaar 2025, inkomstenjaar 2024.
[11] Bedrag van toepassing op aanslagjaar 2025, inkomstenjaar 2024.
[12] Koninklijk besluit van 7 februari 2018.
[13] Art. 38, §1, 1e lid, 14° b, WIB 92.