Principe
De wetgever verleent de werknemers die in hun belastingaangifte voor de toepassing van de forfaitaire aftrek van hun beroepskosten kiezen, een gedeeltelijke of volledige vrijstelling van belasting volgens het type van vervoermiddel dat zij gebruiken om te gaan werken.
Die vrijstelling geldt enkel voor de werknemers en dus niet voor zelfstandige bedrijfsleiders [1].
Uitzondering: de fiscale vrijstellingen in het kader van woon-werkverplaatsingen met de fiets zijn echter zowel van toepassing voor werknemers als voor zelfstandige bedrijfsleiders die voor de forfaitaire kostenaftrek kiezen (deze materie wordt afzonderlijk besproken onder de titel ‘Fiets').
Het speelt geen rol of de werkgever die kosten rechtstreeks ten laste neemt of ze aan de werknemers terugbetaalt.
Het terugbetaalde traject is niet noodzakelijk het kortste traject tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling. Er wordt ook rekening gehouden met elementen zoals de afstand, de verkeersdrukte, de toestand van de wegen en de duur van de verplaatsingen.
Fiscale vrijstelling in functie van gebruikt vervoermiddel
Type van gebruikt vervoermiddel |
Bedrag van de belastingvrijstelling indien de werknemer opteert voor de toepassing van de forfaitaire beroepskosten |
Gemeenschappelijk openbaar vervoer (trein, tram, bus, metro) |
Totaal bedrag van de vergoeding [2] |
Andere vervoermiddelen (moto, eigen wagen of bedrijfswagen, niet georganiseerde carpooling, enz.), met uitzondering van de fiets |
490 euro [3] |
Gemeenschappelijk vervoer georganiseerd door de werkgever of door een groep van werkgevers |
Bedrag van de vergoeding toegekend door de werkgever, maar beperkt tot de prijs van een treinabonnement in 1e klasse voor dezelfde afstand. Om deze tabel te raadplegen, klik hier. |
Combinatie van vervoerswijzen vervoer [4]
Opeenvolgend gebruik van verschillende vervoermiddelen voor het woon- werktraject
Voorbeeld: een werknemer gebruikt zijn eigen wagen of een bedrijfswagen om van thuis naar het station te gaan; daarna neemt hij het gemeenschappelijk openbaar vervoer (bv. trein) om zijn traject tot aan het werk te vervolledigen.
Bij een opeenvolgend gebruik van verschillende vervoermiddelen om het woon- werktraject op dezelfde dag af te leggen, mogen de verschillende fiscale vrijstellingen worden samengevoegd.
In dit geval zal dus zowel toepassing kunnen gemaakt worden van de fiscale vrijstelling voor “andere vervoermiddelen” voor het stuk woon- werkverkeer met de wagen (van thuis tot aan het station), als van de fiscale vrijstelling voor “gemeenschappelijk openbaar vervoer” voor het stuk woon- werkverkeer met de trein (van het station tot aan het werk) [5].
Cumul verschillende vervoerswijzen op verschillende dagen voor hetzelfde traject
Voorbeeld: het traject woon- werkverkeer wordt meestal met de trein afgelegd. Op bepaalde dagen wordt echter afgewisseld met de fiets (bij mooi weer bijvoorbeeld).
In principe mogen alle fiscale vrijstellingen (per gebruikt vervoermiddel) in dit geval onderling gecumuleerd worden [6].
Let op! De fietsvergoeding (meer hierover leest u in de titel ‘bijzondere gevallen: 4. Fiets) kan in principe voor dezelfde verplaatsing of voor een deel hiervan niet worden gecumuleerd met de andere fiscale vrijstellingen voor vervoer [7].
Toekenning van een globale vergoeding
Voorbeeld: een werknemer combineert de trein met één of meer andere openbare vervoermiddelen. Er wordt slechts één vervoerbewijs uitgereikt dat de volledige afstand dekt (zonder dat er in dat vervoerbewijs een opsplitsing per gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel wordt gemaakt).
De globale reisvergoeding wordt dan als volgt vrijgesteld van belasting:
- Vrijstelling voor het gedeelte “andere vervoermiddelen”
- Vrijstelling voor het gebruik van een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel
Het niet vrijgestelde saldo wordt geacht betrekking te hebben op het gemeenschappelijk vervoer georganiseerd door de werkgever. Dat is vrijgesteld van belasting ten belope van de prijs van het treinabonnement in 1e klasse voor diezelfde afstand.
[1] De vrijstelling is echter wel van toepassing voor bedrijfsleiders, tewerkgesteld in dienstverband
[2] De fiscus eist niet langer dat het openbaar vervoer regelmatig gebruikt wordt noch dat jaarlijks een attest uitgereikt wordt door de transporteurs, tenzij de fiche 281 slecht ingevuld is of de belastingplichtige voor de aftrek van zijn werkelijke beroepskosten opteert.
[3] Bedrag inkomstenjaar 2024, aanslagjaar 2025.
[4] Zie Circulaire n° Ci.RH.241/550.265 van 18/07/2002 Punt 10.
[5] P.V., Kamer, Gew. zitt. 2008-2009, vraag nr. 214 van 19 januari 2009, QRVA 52/53 p. 116 (Terwingen); P.V., Kamer, Gew. zitt. 2008-2009, Vraag nr. 583 van 27 juli 2009, QRVA 52/72, p. 83 (Bogaert).
[6] Vroeger bestond onduidelijkheid omtrent het feit of de belastingvrijstelling voor de terbeschikkingstelling van een bedrijfsvoertuig gecombineerd kon worden met de belastingvrijstelling voor de terugbetaling van een abonnement voor het openbaar gemeenschappelijk vervoer dat gebruikt wordt voor het woon-werkverkeer. De Federale Overheidsdienst Financiën is van oordeel dat de werknemer die gebruik maakt van beide vervoerbewijzen, de twee belastingvrijstellingen mag vragen (V.A., Kamer Volksverteg., gew. Zitt. 2008-2009, legislatuur 52, bulletin nr. 0053, vr. nr. 214 van 19 januari 2009, p. 116 (R. Terwingen).
[7] De FOD Financiën staat echter in zeer specifieke omstandigheden de cumul van de fietsvergoeding met de andere fiscale vrijstellingen voor vervoer toe. Zie bijvoorbeeld antwoord FOD Financiën (Ci.RH.241/700.433 dd. 9 maart 2015. Hier kwam de werknemer steeds met de wagen naar het werk; uitzonderlijk (in het bijzonder bij zeer mooi weer) nam de werknemer echter de fiets voor zijn traject van thuis naar het werk. In dergelijke uitzonderlijke omstandigheden kan de fiscus de cumul tussen beide vrijstellingen (fietsvergoeding en fiscale vrijstelling voor “ander vervoer” toestaan. Hetzelfde geldt voor iemand die steeds met de trein naar het werk gaat, maar in zeer uitzonderlijke gevallen de fiets neemt.