Principe
De tegemoetkoming van de werkgever in de kosten die verband houden met het woon-werkverkeer, vormen een belastbare bezoldiging. Dit zowel in hoofde van de werknemer, als in hoofde van de bedrijfsleider.
Uitzondering
De wet voorziet echter in een geheel of gedeeltelijke fiscale vrijstelling van belasting voor de werknemers die in hun belastingaangifte opteren voor de forfaitaire aftrek van de beroepskosten. Deze fiscale vrijstelling is verschillend al naar gelang het gebruikte vervoermiddel [1] (zie titel: Hoeveel bedraagt deze fiscale vrijstelling (in geval van keuze voor forfaitaire aftrek beroepskosten?).
De werknemers die hun werkelijke kosten aangeven in hun belastingsaangifte en de zelfstandige bedrijfsleiders zullen dus belast worden op deze inkomsten.
De fiscale vrijstellingen in het kader van woon-werkverplaatsingen met de fiets zijn echter zowel van toepassing voor werknemers als voor bedrijfsleiders die voor de forfaitaire kostenaftrek kiezen (deze materie wordt afzonderlijk besproken onder de titel 'Fiets').
Op het niveau van de bedrijfsvoorheffing
Om de geheel of gedeeltelijke fiscale vrijstelling te verkrijgen, moest de werknemer in het verleden steeds schriftelijk aan zijn werkgever bevestigen dat hij of zij geen aanspraak zou maken op de werkelijke beroepskosten naar aanleiding van de belastingaangifte.
Deze voorwaarde vervalt vanaf inkomstenjaar 2024 in de bedrijfsvoorheffing omdat ze in de praktijk niet steeds werd nageleefd. Bovendien is de werknemer op het ogenblik van de aangifte in de belastingen niet gebonden door deze keuze.
[1] Art. 38, § 1, 1e lid,9° WIB 92 en art. 38, § 1, 1e lid, 14°, WIB 92.