Principe
De AOBT moet voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk bepaald worden, met naleving van de regels op het taalgebruik, uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt, d.w.z. uiterlijk op het ogenblik waarop hij de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst aanvat [1].
Sanctie
Wordt één van de bovengenoemde vormvoorwaarden niet nageleefd, dan moet de overeenkomst als een contract voor onbepaalde tijd beschouwd worden. Het is evenwel enkel de werknemer die zich kan beroepen op de afwezigheid van schriftelijke vaststelling en, bijgevolg, op het bestaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Uitzondering
De schriftelijke vaststelling van een AOBT is niet vereist in de bedrijfstakken en voor de categorieën van werknemers die opgenomen zijn in een CAO die door een koninklijk besluit algemeen verbindend verklaard is. Dit is met name het geval voor de sectoren van de hotelnijverheid [2] en voor de tuinbouw- en landbouwbedrijven [3].
[1] Wet van 3 juli 1978, art. 9. De regel dat het contract voor bepaalde duur uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt, moet worden gesloten, mag enkel in het voordeel van de werknemer ingeroepen worden. De werknemer mag met andere woorden vasthouden aan de bepaalde duur van zijn contract, ook al werd het na zijn indiensttreding gesloten (arrest van het Arbeidshof van Bergen van 15 oktober 2012).
[2] Uitsluitend voor de voltijdse extra's (AODW van maximum 2 opeenvolgende dagen).
[3] Uitsluitend voor de occasionele en seizoenswerknemers.