In principe heeft elke werknemer in elke periode van 24 uren recht op een arbeidsonderbreking van minstens 11 uur tussen twee dagelijkse prestaties. Die 11 uren moeten opeenvolgend zijn tussen het tijdstip van stopzetting en van hervatting van het werk.
Voorbeeld
Een werknemer die stopt met werken om 22 uur mag het werk ten vroegste de volgende dag om 9 uur hervatten.
In het kader van arbeid in opeenvolgende ploegen kan de werkgever afwijken van deze verplichte rustperiode. Het is echter verboden om een werknemer in twee opeenvolgende ploegen te laten werken.