De nieuwe arbeidsplaatsen die gecreëerd worden door de investering
De maatregel geldt enkel voor bezoldigingen die betrekking hebben op een ten gevolge van de investering nieuw gecreëerde arbeidsplaats die voor het eerst wordt ingevuld tussen de dag waarin het aanvraagformulier van de vrijstelling wordt overgelegd en de eerste dag van de 36ste maand die volgt op de maand waarop de investering wordt voltooid. Het feit dat het aanvraagformulier van de vrijstelling kan worden overlegd na de voltooiing van de investering betekent niet dat de vrijstelling vóór die overlegging wordt toegepast.
Een arbeidsplaats wordt als nieuw beschouwd indien de arbeidsplaats in de betrokken inrichting het totaal aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, doet verhogen ten opzichte van het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten over de twaalf maanden voorafgaand aan de overlegging van het aanvraagformulier aan de administratie, vermeerderd met de andere door de investering reeds gecreëerde nieuwe arbeidsplaatsen uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Bij investeringen die de vorm aannemen van een overname, worden alle arbeidsplaatsen als nieuw aangemeld.
Deze maatregel is beperkt tot de bezoldigingen die, vanaf de initiële invulling van de nieuwe arbeidsplaats, binnen de 2 jaar uitbetaald worden.
Bovendien moet deze nieuwe tewerkstelling gedurende minimum 3 jaar (voor KMO’s) en 5 jaar (grote ondernemingen) behouden blijven (zie eveneens de vraag: “Vanaf wanneer wordt deze gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing definitief?”).
Vanaf wanneer wordt deze gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing definitief?
De nieuwe tewerkstelling die ingevolge de investering binnen de 36 maanden (na voltooiing van de investering) gecreëerd werd, moet gedurende minimum drie jaar (voor KMO’s) en 5 jaar (grote ondernemingen) behouden blijven.
De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt immers maar definitief toegestaan nadat:
- KMO’s (groep 1) in een bijlage aan de aangifte in de inkomstenbelasting die betrekking heeft op het derde aanslagjaar (volgend op het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk binnen hetwelk de door de investering gecreëerde nieuwe arbeidsplaats is ingevuld) aantoont dat deze nieuwe arbeidsplaats gedurende ten minste 3 jaar is behouden gebleven
- Grote ondernemingen (groep 2) in een bijlage aan de aangifte in de inkomstenbelasting die betrekking heeft op het vijfde aanslagjaar (volgend op het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk binnen hetwelk de door de investering gecreëerde nieuwe arbeidsplaats is ingevuld) aantoont dat deze nieuwe arbeidsplaats gedurende ten minste 5 jaar is behouden gebleven
Ten aanzien van de werkgevers die dit bewijs niet kunnen leveren, wordt de bedrijfsvoorheffing die werd vrijgesteld van doorstorting, aangemerkt als verschuldigde bedrijfsvoorheffing van de maand binnen dewelke de bovenvermelde minimale behoudstermijn (3 of 5 jaar) is verstreken [1].
[1] Werkgevers die dus tijdig vaststellen dat de nieuwe tewerkstelling niet behouden is gebleven gedurende de voorgeschreven behoudstermijn van resp. drie, dan wel vijf jaar, kunnen de betaling van nalatigheidsintresten vermijden door de situatie voordien (m.n. vóór het verstrijken van de maand binnen dewelke de behoudstermijn verstreken is) recht te zetten.