Inloggen
Service & Contact Securex.be
Inloggen

Welke werkgevers komen in aanmerking voor deze maatregel?

In het algemeen komen alle werkgevers die onder de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités ressorteren en die personen tewerkstellen krachtens een arbeidsovereenkomst (wet van 3 juli 1978) of een leerovereenkomst in aanmerking voor deze maatregel.

Laatst bijgewerkt op 24 april 2023

In het algemeen komen alle werkgevers die onder de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités ressorteren en die personen tewerkstellen krachtens een arbeidsovereenkomst (wet van 3 juli 1978) of een leerovereenkomst in aanmerking voor deze maatregel.

Verder dient een onderscheid te worden gemaakt tussen 2 groepen van werkgevers:

  • Groep 1: de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) en de partnerondernemingen
  • Groep 2: de ondernemingen die niet als KMO kunnen beschouwd worden in het licht van deze maatregel

Groep 1: KMO’s en partnerondernemingen 

Dit zijn de werkgevers, natuurlijke personen en vennootschappen, die aan de voorwaarden voldoen van kleine en middelgrote ondernemingen in het licht van de Europese staatssteunregels [1].

Concreet betreft het werkgevers die in ten minste twee van de laatste drie afgesloten tijdperken, voorafgaand aan het belastbaar tijdperk waarin het formulier inzake de toepassing van deze steunmaatregel [2] geldig overlegd werd, aan volgende voorwaarden voldoen:  

  • Een jaargemiddelde van het personeelsbestand in dienst hebben van maximum 250 personen (voltijdse equivalenten)
  • Een jaaromzet (exclusief BTW) van maximum 50 miljoen euro
  • Een balanstotaal van maximum 43 miljoen euro

Indien de werkgever een vennootschap is, dan gelden voor de berekening van bovenstaande criteria de bepalingen van artikel 1:24 §§3-6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV).

In geval van verbonden vennootschappen (artikel 2, § 1, 4°/1, derde lid en artikel 2, § 4, derde lid W.I.B.92) moeten bovenvermelde criteria op geconsolideerde basis berekend worden.

Partnerondernemingen

Sinds 1 augustus 2018 is een bijzondere regeling van toepassing op partnerondernemingen. Dat zijn natuurlijke of rechtspersonen die niet verbonden zijn met de werkgever. Ze beschikken echter over een deelneming van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten van deze werkgever of deze werkgever houdt ten minste 25% van het kapitaal of de stemrechten van de partneronderneming aan [3].

Uitsluitingen van het begrip partneronderneming

Van het begrip partneronderneming worden uitgesloten:  openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, business angels, universiteiten, onderzoekscentra zonder winstoogmerk, institutionele beleggers, regionale ontwikkelingsfondsen en autonome lokale autoriteiten.

Berekening van het begrip KMO

De jaaromzet, het balanstotaal en het jaargemiddelde van het personeelsbestand van de werkgever worden verhoogd met diezelfde elementen van elke partneronderneming, in verhouding tot het hoogste percentage van de volgende vier percentages :

  • Het percentage van de stemrechten dat verbonden is met de deelneming van de werkgever in de partneronderneming
  • Het percentage van de stemrechten dat verbonden is met de deelneming van de partneronderneming in de werkgever
  • Het percentage van het kapitaal dat de deelneming vertegenwoordigt van de werkgever in de partneronderneming
  • Het percentage van het kapitaal dat de deelneming vertegenwoordigt van de partneronderneming in de werkgever

Groep 2: Ondernemingen die niet voldoen aan de criteria van groep 1 (grote ondernemingen)

Groep 2 betreffen de werkgevers, natuurlijke personen en rechtspersonen die niet voldoen aan de criteria zoals bovenstaand voor groep 1 bepaald.

Wanneer kan geen toepassing worden gemaakt van de maatregel?

Voor beide groepen van werkgevers geldt dat zij geen toepassing kunnen maken van de maatregel, indien zij zich in één van volgende situaties bevinden op het ogenblik van het overleggen van het formulier inzake de toepassing van deze steunmaatregel [4]:

  • Er werd een aangifte of vordering tot faillietverklaring ingesteld of het beheer van hun actief werd geheel of ten dele ontnomen (art. XX.32 en XX.100 Wetboek van economisch recht)
  • Er werd een procedure van gerechtelijke reorganisatie geopend (Boek XX, titel V Wetboek van economisch recht)
  • Het betreft een ontbonden vennootschap die zich in staat van vereffening bevindt
  • Ten gevolge van geleden verlies is het netto actief gedaald tot minder dan de helft van het onbeschikbaar eigen vermogen
  • Er werd steun ontvangen die door de Europese Commissie geacht wordt verenigbaar te zijn met de communautaire richtsnoeren inzake redding- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden van 31 juli 2014 (en zij hebben de lening nog niet  terugbetaald, de garantie nog niet beëindigd of zij bevinden zich nog steeds in de herstructureringsfase)
  • Er bestaat een bevel tot terugvordering tegen de werkgever ingevolge een besluit van de Europese Commissie die een door de Lidstaat verleende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt heeft verklaard

Werkgevers behorende tot groep 2 (grote ondernemingen), kunnen bovendien geen toepassing maken van de maatregel, indien zij zich in één van volgende situaties bevinden:

  • Indien voor de laatste twee belastbare tijdperken die het overleggen van het formulier inzake de toepassing van deze steunmaatregel voorafgaan:
    • Het totale bedrag van de schulden (bijlage 3 KB van 29 april 2019) hoger is dan 7,5 keer het eigen vermogen zoals bedoeld in hetzelfde artikel
    • Het bedrag vermeld op de post “Kosten van schulden” (bijlage 3 zelfde KB) verminderd met het bedrag vermeld op de post “Opbrengsten van financiële activa” (zoals bedoeld in hetzelfde artikel) groter is dan de EBITDA
  • Indien zij dezelfde of een vergelijkbare activiteit, in de Europese Economische Ruimte hebben stopgezet in een periode van twee jaar vóór het tijdstip waarop het formulier inzake de toepassing van deze steunmaatregel werd overlegd
  • Indien zij op het ogenblik van het overleggen van het formulier inzake de toepassing van de steunmaatregel, de in dit formulier opgenomen verklaring niet hebben onderschreven waarin het voornemen is opgenomen om geen dezelfde of een vergelijkbare activiteit in de EER stop te zetten in een periode van twee jaar volgend op de aanvang van de investering

Komen erkende uitzendkantoren in aanmerking?

Ja.

Erkende uitzendkantoren die uitzendkrachten ter beschikking stellen van werkgevers die in aanmerking komen voor deze maatregel (zie vraag: “Welke werkgevers komen in aanmerking voor deze maatregel?”) en die voor deze uitzendkrachten bezoldigingen uitbetalen die voldoen aan de ter zake geldende voorwaarden (zie vraag: “Gelden er specifieke voorwaarden?”), kunnen van deze gunstmaatregel genieten in de plaats van de werkgever.

Dit werd bevestigd door de wet van 18 december 2015 en bovendien kregen uitzendkantoren op basis van diezelfde wetgeving bijkomend de mogelijkheid om via de bijlage in de aangifte van de inkomstenbelasting aan te geven dat de nieuwe arbeidsplaats gedurende 3 jaar (KMO’s) (resp. 5 jaar voor grote ondernemingen) behouden is gebleven (zie vraag “De nieuwe arbeidsplaatsen die gecreëerd worden door de investering”).

Door deze toevoeging kunnen uitzendkantoren nu ten volle hun verantwoordelijkheid opnemen en wordt vermeden dat zij afhankelijk zouden zijn van hun opdrachtgever voor het leveren van dit bewijs (in geval de vrijstelling volledig werd ingehouden door het uitzendkantoor en de opdrachtgever dus helemaal geen belang heeft bij het aantonen van het behoud van de arbeidsplaats).

Er wordt een bijkomende voorwaarde ingevoerd: uitzendkantoren moeten zich vooraf melden bij de administratie volgens modaliteiten die werden vastgesteld door art. 95/5 KB/WIB92 dat hiertoe de voorlegging van een modelformulier 274SZ uati heeft voorzien, waarvan de inhoud werd vastgelegd door de Minister van Financiën.

[1] Deze maatregel kadert in de EU staatssteun en is gebaseerd op de algemene Europese groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014). Op basis van deze verordening wordt vermeden dat voor elke afbakening van een steunzone de afzonderlijke en voorafgaande instemming van de Europese Commissie vereist is (wat de afbakening van steunzones alleen maar zou blokkeren en/of vertragen).

[2] Zie vraag “Welke formaliteiten dienen te worden nageleefd?”.

[3] Artikel 2, § 1, 4°/1, vierde lid en art. 2, § 4, eerste lid van het WIB 1992.

[4] Zie vraag “Welke formaliteiten dienen te worden nageleefd?”; art. 2, § 1, 4°/2 WIB 1992.

 

Alle artikelen over Steunzones