Begrippen
Voor de bedrijfsvoorheffing die van toepassing is op de pensioeninkomsten belichten we vooral de pensioeninkomsten die het meest voorkomen in het praktisch loonsbeheer van een werkgever.
Bijgevolg zullen we slechts heel kort ingaan op de zogenaamde wettelijke rust- en overlevingspensioenen (van de eerste pijler) en geen aandacht besteden aan de inkomsten die worden verkregen in de derde pensioenpijler, d.w.z. het pensioensparen en de individuele levensverzekering [1].
Maandpensioenen of - renten (wettelijke of reglementaire, eerste pijler)
Mits enkele bijzonderheden is de vaststelling van de bedrijfsvoorheffing op dit type van inkomsten dezelfde als voor de periodieke bezoldigingen (maandelijkse bezoldigingen) van rijksinwoners.
Geen forfaitaire beroepskosten
Dit betekent dat voor de vaststelling van de basisbelasting een onderscheid zal worden gemaakt tussen de situatie waarbij de belastingplichtige ofwel alleenstaand is/ tweeverdiener is ofwel een echtgenoot/ wettelijk samenwonende partner heeft zonder eigen inkomsten.
Van de aldus vastgestelde basisbelasting mogen in geval van pensioenen volgende verminderingen afgetrokken worden:
- De vermindering voor kinderen ten laste
- De verminderingen voor andere gezinslasten, behalve de vermindering voor alleenstaanden
Na toepassing van deze verminderingen wordt de basisbelasting verminderd met de bijzondere vermindering voor pensioenen. Deze vermindering bedraagt 2.202 euro per jaar.
Pensioenen en renten die noch in het kader van het wettelijk pensioen, noch in het kader van het pensioensparen worden toegekend (2de pensioenpijler)
Het betreft de inkomsten die worden gestort in het kader van individuele of collectieve pensioentoezeggingen, namelijk de vrije aanvullende pensioenen (collectief of individuele pensioentoezegging) en het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen.
De bedrijfsvoorheffing wordt vastgesteld op basis van een jaarbedrag van het pensioen of van de rente. Dat bedrag levert het percentage van bedrijfsvoorheffing op dat moet worden verrekend op het jaarbedrag van het pensioen of van de rente.
[1] Deel 5 bijlage III KB/WIB