We delen die bijzondere inkomsten op in verschillende groepen:
- De bijzondere inkomsten die verband houden met een onderbreking of een vermindering van de arbeid
- De bijzondere inkomsten die verband houden met de bijzondere hoedanigheid van de verkrijger
- De andere bijzondere inkomsten
Inkomsten die verband houden met een onderbreking of een vermindering van de arbeid
Algemeen
Om onder deze inkomstencategorie te vallen heeft het geen belang dat de onderbreking of vermindering van de beroepsactiviteit:
- Vrijwillig is
- Tijdelijk of permanent is
Noch de hoedanigheid van de schuldenaar van de inkomsten, noch de frequentie van toekenning zijn van doorslaggevend belang.
Om welke types van inkomsten gaat het?
Deze zeer ruime inkomstencategorie [1] omvat:
Alle wettelijke of extrawettelijke vergoedingen betaald of toegekend als schadeloosstelling van een tijdelijke derving van bezoldigingen, of anders gezegd vervangingsinkomens.
Tot deze categorie behoren onder andere ook:
- De primaire arbeidsongeschiktheidsuitkeringen
- De invaliditeitsuitkeringen
- De wettelijke uitkeringen van loopbaanonderbreking of vermindering van de beroepsloopbaan (vermindering van de arbeidstijd, voltijds, deeltijds tijdskrediet, ouderschapsverlof, verlof voor palliatieve verzorging,…)
- De wettelijke premies van halftijdse vervroegde uittreding
- De werkloosheidsuitkeringen
- De vergoedingen SWT, de extralegale aanvullende vergoedingen bovenop SWT, de pseudo SWT-vergoedingen
Vaststelling van de bedrijfsvoorheffing
De vaststelling van de bedrijfsvoorheffing voor deze uitkeringen gebeurt:
- Hetzij zoals voor de periodieke beroepsinkomsten
- Hetzij zoals voor de exceptionele vergoedingen
- Hetzij op basis van een bepaald percentage
Tot slot geldt voor sommige inkomsten een vrijstelling van bedrijfsvoorheffing.
Bepaalde van de hierboven vermelde uitkeringen worden, wegens de ingewikkelde aard van de regeling, afzonderlijk besproken in een fiche of een dossier.
Bijzondere inkomsten die verband houden met de bijzondere hoedanigheid van de verkrijger
Een bedrijfsvoorheffing tegen een relatief laag percentage (min. 11,11%) wordt toegepast op de volgende inkomsten [2]:
- De inkomsten die worden betaald aan (podium-)kunstenaars en muzikanten, die geen loontrekkenden zijn, door schouwspel- of vermakelijkheidsondernemingen
- De vergoedingen van voetballers die geen vaste vergoedingen hebben en niet onderworpen zijn aan deel 7, hoofdstuk 6 van bijlage III KB/WIB, alsook exceptionele vergoedingen die bij bijzondere gelegenheden (bv. bekermatch, overwinningspremie,…) betaald worden aan basketbaltrainers, - verzorgers en spelers
- De sommen die aan bezoldigde uitzendkrachten betaald worden
De ‘andere’ bijzondere inkomsten
In deze derde categorie [3] hebben we de inkomsten opgenomen die atypisch zijn wegens de bijzondere aard van het inkomen zelf, de frequentie of modaliteit van toekenning ervan, de bijzondere aard van het werk waarvan het inkomen de tegenprestatie vormt.
Het betreft:
- De occasioneel (of periodiek) en aanvullend betaalde vergoedingen en toelagen
- Schuldvorderingen gelijkgesteld aan bezoldigingen die deel uitmaken van de boedel van een faillissement, een vereffening
- Bezoldigingen voor stukwerk uitgevoerd door een arbeider
- vakantiegeld dat wordt betaald door de verlofkassen zonder tussenkomst van de werkgever
Inkomsten van gelegenheidsarbeiders (extra’s) in de horeca [4]
De bedrijfsvoorheffing wordt éénvormig (d.w.z. zonder vermindering) vastgesteld op 33,31% op de bezoldigingen voor prestaties geleverd door gelegenheidswerkers tijdens maximaal 50 dagen per kalenderjaar.
Een extra is een gelegenheidswerknemer in de horecasector die voor een maximumduur van 2 opeenvolgende dagen bij dezelfde werkgever in dienst genomen wordt en voor deze tewerkstelling verbonden is met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur of met een arbeidsovereenkomst gesloten voor een duidelijk omschreven werk. De sociale bijdragen voor de extra worden bovendien berekend op basis van een uur-of dagforfait.
Inkomsten van de buitenlandse seizoenarbeiders [5]
De bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen van niet-inwoners die seizoenarbeid verrichten in de land- en tuinbouwsector bedraagt 18,725% (zonder vermindering).
Vanaf inkomstenjaar 2021 is deze bedrijfsvoorheffing bevrijdend voor bepaalde inkomsten van niet-inwoners die seizoenarbeid verrichten in de land- en tuinbouw.
Dit betekent dat deze belastingplichtigen onder bepaalde voorwaarden de inkomsten waarop bedrijfsvoorheffing werd ingehouden, niet meer hoeven aan te geven in hun aangifte in de personenbelasting. Deze voorheffing komt dus overeen met de eindbelasting.
[1] Ze worden bedoeld in deel 4 bijlage III KB/WIB
[2] Punten 74 tot 76 van bijlage III.
[3] Punten 67-70 van bijlage III
[4] Punten 73 en 120 van bijlage III
[5] Punt 121 van bijlage III