De aansprakelijkheid is echter beperkt tot de schulden die voortvloeien uit de overgang.
Hoofdelijke aansprakelijkheid betekent dat zowel de vervreemder als de verkrijger individueel kunnen worden vervolgd voor die schulden. Bovendien bevrijdt de betaling van de door één van de mede-aansprakelijken verschuldigde bedragen de andere. In dat geval kan degene die de schuld heeft aangezuiverd zich tegen zijn mede-aansprakelijke keren om terugbetaling te verkrijgen.
Wanneer de vervreemder de werknemer na de datum van overgang ontslaat, de verkrijger hem geen werk verschaft en de werknemer op basis hiervan een met verbreking gelijkstaande handeling inroept ten aanzien van de vervreemder, moet worden vastgesteld dat beide vennootschappen een fout hebben gemaakt door de schijn te behouden of te wekken dat de vervreemder de werkgever bleef. De twee vennootschappen zijn dus de initiatiefnemer van de verbreking en zijn bijgevolg in soldium gehouden tot de betaling van de ontslag- en uitwinningsvergoedingen en van de kosten[1].
A contrario kan van de overdragende werkgever geen verbrekingsvergoeding worden geëist ten gevolge van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst na een overgang van onderneming[2]. Opgelet: de omgekeerde redenering is niet van toepassing. Zo moet de arbeidsovereenkomst van de werknemer die kort vóór de overgang werd ontslagen nog als bestaand worden beschouwd ten opzichte van de verkrijger, zelfs als hij de ontslagen werknemer na de overgang van onderneming niet heeft overgenomen. Bijgevolg kan deze werknemer optreden tegen de verkrijger die verantwoordelijk is voor de verplichtingen van de vervreemder die uit het ontslag voortvloeien[3].
[1] Zie arrest van het Arbeidshof van Brussel van 20 november 2002, Soc. Kron. 2005, 312.
[2] Zie arrest van de Arbeidsrechtbank van Brussel van 8 april 2006, J.T.T. 2007,14.
[3] Zie arrest van het Arbeidshof van Brussel van 22 april 2008, J.T.T., 2008, 404. Deze beslissing kan worden beschouwd als zijnde in strijd met een beslissing van het Hof van Cassatie van 20 oktober 1997 waarin was beslist dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding, gevorderd op grond van het misdrijf 'niet-betaling van het verschuldigd loon', betrekking hebbend op de periode vóór de overdracht van de onderneming, geen verplichting uitmaakt die voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst of de arbeidsrelatie die op de overnemer van de onderneming overgaat.