Doet hij dit niet, dan moet de werknemer de werkgever binnen de 39 weken schriftelijk in gebreke stellen. Na de ingebrekestelling beschikt de werkgever over 4 weken om alsnog een aanbod te doen.
Na het aanbod van de werkgever heeft de werknemer 4 weken de tijd om al dan niet zijn schriftelijke instemming met dit aanbod te geven.
Ongeacht wanneer de werkgever een aanbod doet, geldt steeds dat de werknemer ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven [1], zijn instemming mag geven om de outplacementbegeleiding te laten aanvangen. Bovendien mag het geschrift waarbij de instemming wordt gegeven, enkel betrekking hebben op het outplacement. Op deze manier wil men vermijden dat de werkgever de werknemer onder druk zet.
Alle stappen in de procedure moeten schriftelijk gebeuren. De werkgever moet dit steeds bij aangetekend schrijven doen. De werknemer heeft de keuze tussen een aangetekend schrijven of de overhandiging van een geschrift waarvan hij het dubbel laat tekenen voor ontvangst.
Belangrijk! Volgens de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg wordt de werknemer die niet binnen de termijn op het aanbod van de werkgever reageert, geacht dit aanbod te hebben aanvaard. De werkgever zal in dat geval dan ook outplacementbegeleiding moeten aanbieden. Dat houdt in dat de betrokken werknemer een concrete uitnodiging moet ontvangen om met de outplacementbegeleiding van start te gaan [2]. Gaat hij daar niet op, dan mogen we ervan uitgaan dat de werkgever het nodige gedaan heeft en de werknemer zijn recht op outplacement verliest.
[1] De wet spreekt over het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven. Aangezien het om een beëindiging met verbrekingsvergoeding gaat, nemen wij aan dat daarmee bedoeld wordt, het moment waarop de werkgever aan de werknemer meedeelt dat hij het contract met betaling van een verbrekingsvergoeding zal beëindigen.
[2] Krijgt de werknemer geen concrete uitnodiging, dan kan hij later alsnog zijn outplacementbegeleiding komen opeisen.