Algemeen
De periode gedekt door de opzegvergoeding wordt hierdoor eveneens met 4 weken ingekort en de werknemer zal 4 weken eerder recht hebben op werkloosheidsuitkeringen (voor zover hij uiteraard aan alle voorwaarden hiervoor voldoet en hij ondertussen geen nieuwe job heeft gevonden).
De werkgever zal op de C4 de normale periode gedekt door de verbrekingsvergoeding moeten invullen en vervolgens aankruisen dat de verbrekingsvergoeding met 4 weken werd ingekort.
Bijzonderheid in geval van omzetting van opzegtermijn in verbrekingsvergoeding
Indien de werkgever de werknemer eerst met een opzegtermijn ontslaat en deze nadien omzet in een verbrekingsvergoeding, zal de werkgever de waarde van de outplacementbegeleiding eveneens mogen aftrekken van de te betalen verbrekingsvergoeding, met dien verstande dat indien de werknemer reeds een deel van zijn outplacementbegeleiding tijdens de opzegtermijn genoten heeft, de werkgever enkel nog de waarde van het resterende gedeelte zal mogen aftrekken.
De RVA stelt dat de werkgever in dat geval op het C4 formulier een vermindering van de verbrekingsvergoeding met een aantal dagen moet aangeven in plaats van met 4 weken. Dit aantal dagen wordt berekend volgens de formule: 28 – [(X / 60) x 28] (met afronding naar de hogere eenheid), waarbij X gelijk is aan het aantal reeds gevolgde uren outplacementbegeleiding.
Voorbeeld: een werknemer heeft reeds 30 van de 60 uren outplacementbegeleiding gevolgd wanneer zijn opzegtermijn wordt omgezet in een verbrekingsvergoeding. De werkgever moet het volgende aantal dagen op de C4 vermelden: 28 - [(30/60) x 28] = 14.