Principe (artikel 39 SSW)
De sociaal inspecteurs mogen vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht het technisch hulpmiddel of de drager ervan.
De sociaal inspecteur kan foto's nemen met een smartphone of met enig ander technisch neutraal hulpmiddel.
De sociaal inspecteurs kunnen aldus een videocamera gebruiken, maar ook de camera die ingebouwd is in een smart Phone.
Zij kunnen ook beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover dit beeldmateriaal rechtmatig werd gemaakt of verkregen door deze derden.
In bewoonde ruimten
In bewoonde ruimten mogen de inspecteurs enkel beeldmateriaal maken indien ze hiervoor een machtiging van de onderzoeksrechter hebben. Deze machtiging is evenwel niet nodig indien:
- Het beeldmateriaal bestemd is om inbreuken vast te stellen op de welzijnswetgeving
- En er zich door deze inbreuk een arbeidsongeval heeft voorgedaan of zou kunnen voordoen
Bewijskracht
De vaststellingen gedaan door de inspectie via beeldmateriaal gelden tot bewijs van het tegendeel, voor zover de volgende voorwaarden vervuld zijn:
- Ze moeten opgenomen zijn in een proces-verbaal dat een aantal verplichte gegevens moet bevatten[1]
- De originele drager van het beeldmateriaal moet worden bewaard door de administratie waartoe de ambtenaar behoort die het beeldmateriaal heeft gemaakt
- totdat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest is uitgesproken
- of totdat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete uitvoerbare kracht heeft gekregen
- of totdat de inbreuk door de bevoegde administratie geseponeerd werd
[1] Voor meer informatie over het proces-verbaal en de verplichte vermeldingen verwijzen we naar de fiche “Het Sociaal Strafwetboek - 2. De procedureregels.” en meer bepaald naar de vraag “Welke regels zijn van toepassing op het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk?”.