Vertrouwelijkheid van de gegevens
De sociaal inspecteurs moeten de nodige maatregelen nemen om het vertrouwelijk karakter te verzekeren van de sociale gegevens van persoonlijke aard waarvan ze kennis hebben gekregen in uitoefening van hun opdracht.
Ze moeten er bovendien voor zorgen dat deze gegevens enkel gebruikt worden voor de uitoefening van het toezicht op de sociale wetgeving en niet voor andere doeleinden.
Diegene die de vertrouwelijkheid van de gegevens schendt, zelfs voor de rechtbank, wordt gestraft met de straffen voorzien in artikel 458 van het Strafwetboek.
Geheim van het administratief onderzoek
Behalve voor de uitzonderingen voorzien door de Wet is het administratief onderzoek geheim. Eenieder die beroepshalve zijn medewerking dient te verlenen aan het administratief onderzoek, is tot geheimhouding verplicht. Hij die dit geheim schendt, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek
Geheimhoudingsplicht ingeval van een klacht of aangifte
Wanneer de sociaal inspecteurs een controle uitoefenen naar aanleiding van een klacht of van een aangifte van een inbreuk op de sociale wetgeving, mogen zij nooit de naam van indiener ervan bekend maken. Deze geheimhoudingsplicht geldt zelfs voor de rechtbanken.
Daarenboven mogen de sociaal inspecteurs niet aan de werkgever kenbaar maken dat de controle er is gekomen naar aanleiding van een klacht of een aangifte. Dit om te vermijden dat de werkgever hierdoor zou kunnen raden wie de klacht heeft ingediend of de aangifte heeft gedaan.
Van de geheimhoudingsplicht mag enkel afgeweken worden indien de indiener van de klacht of de aangifte hiervoor de uitdrukkelijke toestemming geeft.
Diegene die de discretieplicht schendt, zelfs voor de rechtbanken, wordt gestraft met de straffen voorzien in artikel 458 van het Strafwetboek.
Integriteitsplicht
De sociaal inspecteurs mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen waarop zij toezicht uitoefenen. Deze plicht is er uiteraard om te vermijden dat de inspecteur zijn toezicht niet objectief zou uitoefenen of inbreuken zou laten passeren omdat hij er zelf baat bij heeft.
Plichtenleer
De sociaal inspecteurs dienen bij het uitvoeren van hun opdrachten de voorschriften inzake de plichtenleer in acht te nemen.
Overeenkomstig artikel 14ter, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel bepalen de ministers, onder wiens bevoegdheid de sociaal inspecteurs vallen, de aanvullende deontologische regels van de sociaal inspecteurs, met het respect voor het deontologische kader voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt, na advies van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst.