Wanneer de werknemer zich op het werk aanbiedt na een periode van arbeidsongeschiktheid, maar nog te ziek blijkt om zijn werk te hervatten en dus na enkele uren terug naar huis dient te gaan, is er sprake van een poging tot werkhervatting. In dit geval zijn de principes van herval niet van toepassing, maar is er sprake van een verlenging van de arbeidsongeschiktheid.
De dag waarop de werknemer slechts enkele uren gewerkt heeft, telt gewoon mee in de periode van gewaarborgd loon en de werkgever is dus enkel het saldo van het gewaarborgd loon verschuldigd. De dag van de poging tot werkhervatting geeft geen aanleiding tot de betaling van het gewaarborgd dagloon in toepassing van artikel 27, aangezien we er van mogen uitgaan dat de werknemer op het moment dat hij zich naar het werk begaf, al niet geschikt was om te werken [1].
Voorbeeld: een bediende is ziek vanaf maandag van week 1 gedurende 14 dagen. Maandag van week 3 hervat hij het werk gedurende enkele uren en wordt opnieuw ziek voor 10 dagen. De werkgever betaalt het gewaarborgd loon aan 100% van maandag van week 1 tot zondag van week 2. Vanaf maandag van week 3 tot donderdag van week 4 moet de werkgever het saldo van het gewaarborgd loon aan 100% uitbetalen.
[1] Om recht te hebben op gewaarborgd dagloon in het kader van artikel 27 moet de werknemer op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft, geschikt zijn om te werken. Kan de werknemer aantonen dat hij op dat moment wel degelijk geschikt was om te werken, dan zal de werkgever wel gewaarborgd dagloon verschuldigd zijn en is het saldo van het gewaarborgd loon pas vanaf de dag nadien verschuldigd. In dat geval is de dag van de betaling van het gewaarborgd dagloon niet begrepen in de periode van gewaarborgd loon.