Principe
De werkgevers die overdreven gebruik maken van het stelsel van economische werkloosheid zijn een responsabiliseringsbijdrage verschuldigd. Er is sprake van een overdreven gebruik indien de werkgever tijdens de referentieperiode gedurende meer dan 110 dagen (per werknemer) economische werkloosheid invoert.
Het gaat om een kwartaalbijdrage die berekend wordt op alle werkloosheidsdagen uit het beoogde kwartaal, voor zover er in de referentieperiode een overschrijding van het toegelaten aantal (110) is.
De werkgever moet voor elk kwartaal, voor elke werknemer die in dat kwartaal economisch werkloos was, zelf de berekening maken en hiervan aangifte doen in de DmfA van het lopende kwartaal.
De referentieperiode
De referentieperiode waarbinnen gekeken wordt of er sprake is van een overdreven gebruik is gelijk aan de 4 recentste kwartalen, of met andere woorden het lopende kwartaal (T) en de 3 voorgaande kwartalen (T-1, T-2 en T-3).
Voorbeeld: voor het 1ste kwartaal van 2022 wordt dus gekeken naar het aantal werkloosheidsdagen tijdens de periode die loopt van 1 april 2021 tot met 31 maart 2022.
Berekening van de bijdrage
Opmerking vooraf: de hieronder opgenomen rekenregels gelden niet voor de bouwsector. In die sector is immers een specifieke berekeningsformule van toepassing. Meer uitleg hierover kan u terugvinden in de rubriek Sectoraal, onder het PC 124, trefwoord “economische werkloosheid – responsabiliseringsbijdrage”.
Algemeen
Zolang er geen 110 dagen economische werkloosheid per werknemer aangegeven worden tijdens de referentieperiode, is er geen bijdrage verschuldigd.
Boven die grens is een bijdrage verschuldigd, die forfaitair en progressief bepaald wordt volgens het totaal aantal werkloosheidsdagen in de referentieperiode, maar die wel enkel berekend wordt op het aantal werkloosheidsdagen in het lopende kwartaal.
Met andere woorden, hoe hoger het totaal aantal werkloosheidsdagen in de referentieperiode, hoe hoger het toepasselijke forfait en hoe hoger het aantal werkloosheidsdagen in het lopende kwartaal, hoe hoger de responsabiliseringsbijdrage voor dat kwartaal.
Concreet
Per arbeider (of leerling-arbeider) wordt gekeken hoeveel dagen tijdelijke economische werkloosheid aangegeven werden tijdens het lopende kwartaal en de 3 voorafgaande kwartalen (S).
S is hierbij gelijk aan D0 + D1 + D2 + D3, waarbij D staat voor het aantal werkloosheidsdagen in elk beoogd kwartaal (D0 = T, D1 = T-1,…).
Vervolgens wordt D0 (werkloosheidsdagen in het lopend kwartaal) vermenigvuldigd met Y (forfait) om het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage te bepalen, waarbij Y stijgt naarmate het aantal totale werkloosheidsdagen in de referentieperiode hoger is:
S |
Y |
S ≤ 110 |
0 |
110 < S ≤ 130 |
20 |
130 < S ≤ 150 |
40 |
150 < S ≤ 170 |
60 |
170 < S ≤ 200 |
80 |
200 < S |
100 |
Voorbeelden
Voorbeeld 1: een arbeider wordt in de referteperiode gedurende 150 dagen tijdelijk werkloos gesteld (S), waarvan 30 dagen tijdens het lopende kwartaal (D0). Omdat S gelijk is aan 150, bedraagt het forfait (Y) 40 euro. De bijdrage voor deze arbeider zal dus gelijk zijn aan: D0 x Y = 1.200 euro.
Stel echter dat het aantal werkloosheidsdagen voor deze arbeider in het lopende kwartaal 60 bedroeg, dan zal de bijdrage gelijk zijn aan 60 x 40 = 2.400 euro, ook al bleef het totaal aantal werkloosheidsdagen (S) gelijk.
Voorbeeld 2: een arbeider wordt in de referteperiode gedurende 180 dagen tijdelijk werkloos gesteld (S). Het forfait (Y) is dus gelijk aan 80. Van die 180 werkloosheidsdagen lagen er 50 in het lopende kwartaal (D0). De responsabiliseringsbijdrage voor deze arbeider bedraagt 4.000 euro.
Stel dat het aantal werkloosheidsdagen in het lopende kwartaal slechts 20 bedroeg, dan zou de bijdrage beperkt blijven tot 1.600 euro.
Tip: door de werkloosheidsdagen beter te spreiden over de kwartalen of over het aantal arbeiders, kan het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage verminderd worden.
Afwijkingen
Ondernemingen in moeilijkheden
De ondernemingen in moeilijkheden [1] kunnen een halvering van hun bijdrage verkrijgen. Deze halvering van bijdragen wordt niet automatisch toegekend, de werkgevers moeten hiervoor een bijkomende aanvraag doen bij de Algemene Directie van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Hiervoor moeten de volgende documenten worden ingediend:
- Het formulier “onderneming in moeilijkheden”, dat beschikbaar is op de site van de FOD WASO
- De jaarrekeningen van de 2 laatste boekjaren
- Het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage
- Het debetbericht van de RSZ
De halvering van de bijdrage geldt voor het jaar van de erkenning en eventueel voor het daaropvolgende jaar. De werkgever die bijvoorbeeld in de loop van de maand maart 2022 voor een jaar erkend wordt als onderneming in moeilijkheden, kan voor 2022 en 2023 voor de halvering in aanmerking komen. De FOD WASO deelt deze beslissing mee aan de RSZ.
Economische risicosituatie
Op voorstel of na advies van het paritair comité kan een koninklijk besluit in een tijdelijke vrijstelling van de responsabiliseringsbijdrage voorzien voor de sectoren die zich in een economische 'risicosituatie' bevinden.
De modaliteiten van deze tijdelijke afwijkingen moeten nog bij koninklijk besluit bepaald worden.
Uitzonderlijke economische omstandigheden
Op voorstel of na advies van de Nationale Arbeidsraad kan een koninklijk besluit in een tijdelijke algemene afwijking voorzien (dus voor alle werkgevers).
[1] Het gaat om de erkenning als onderneming in moeilijkheden in het kader van het SWT (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag), zoals bedoeld in de artikels 14 ev. van het koninklijk besluit van 3 mei 2007.