Principe
De werkgever dient geen loon te betalen gedurende het verlof voor medische bijstand. De werknemer krijgt echter wel een onderbrekingsuitkering van de RVA. De bedragen verschillen naargelang de vorm van het verlof en de leeftijd van de werknemer. Bovendien gelden er, onder bepaalde voorwaarden hogere uitkeringen voor alleenstaande werknemers die het verlof opnemen om voor hun kind te zorgen.
U vindt de bedragen van deze uitkeringen door hier te klikken.
Sociale en fiscale verwerking van de onderbrekingsuitkeringen
Op de onderbrekingsuitkeringen moeten geen persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid betaald worden.
De onderbrekingsvergoedingen uitgekeerd in het kader van het verlof voor medische bijstand zijn wel aan een forfaitaire bedrijfsvoorheffing onderworpen. Deze bedraagt 10,13% voor een volledige onderbreking en 17,15% voor een gedeeltelijke onderbreking van de arbeidsprestaties. Deze bedrijfsvoorheffing wordt door de RVA automatisch in mindering gebracht op de onderbrekingsuitkeringen. De werknemer ontvangt dus een netto-uitkering, onder voorbehoud van de definitieve berekening van de belasting.
Aanvulling bij de onderbrekingsuitkering
Op sociaal vlak
De werkgever kan een aanvulling bij de onderbrekingsuitkeringen die in het kader van een verlof voor medische bijstand uitbetaald worden, toekennen. De toekenning van deze aanvulling mag echter niet het verlies van het sociale voordeel tot gevolg hebben. Uit de redenen voor de toekenning, de aard van het voordeel en de manier waarop de aanvulling berekend wordt, dient dan ook duidelijk te blijken dat het een aanvulling op de onderbrekingsuitkering [1] betreft. Op deze aanvullende vergoeding zijn geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd.
Opgepast! In geval van een halftijds verlof voor medische bijstand of verminderde arbeidsprestaties met 1/5 zal de RSZ nagaan of het wel degelijk gaat om een aanvulling bij de onderbrekingsuitkering en niet om een aanvulling bij het loon van de werknemer in ruil voor het door hem gepresteerde werk.
Op fiscaal vlak
In geval van volledige schorsing zal de aanvulling bij de onderbrekingsuitkeringen die door de werkgever uitbetaald wordt, onderworpen zijn aan de specifieke bedrijfsvoorheffing voor uitzonderlijke uitkeringen ofwel aan het forfaitaire barema van 26,75% wanneer de aanvulling niet berekend wordt in functie van het refertejaarloon van de werknemer (bijvoorbeeld wanneer de werkgever een forfaitaire aanvulling toekent).
In geval van vermindering van prestaties zal de aanvulling bij de onderbrekingsuitkeringen die door de werkgever uitbetaald wordt, gecumuleerd worden met het loon dat door de werkgever verschuldigd is en dus aan de gewone bedrijfsvoorheffing onderworpen zijn.
[1] De som van de uitkering van de RVA en van de aanvulling mag niet méér zijn dan het nettoloon dat de werknemer had vóór aanvang van zijn verlof wegens medische bijstand. In het tegenovergestelde geval moet de werkgever de maandelijkse overschrijding van het nettoloon kunnen verantwoorden (op basis van het netto jaarloon na berekening van de belastingen).