De werkgever kan de uitoefening van het recht op ouderschapsverlof echter wel met maximum 6 maanden uitstellen om gerechtvaardigde redenen in verband met het functioneren van de onderneming (bv. seizoensarbeid, strategische functie van de werknemer, teveel aanvragen op hetzelfde moment), indien hij de werknemer hiervan schriftelijk op de hoogte stelt binnen een maand na de kennisgeving door de werknemer.
Behalve wanneer tussen werkgever en werknemer een korter uitstel overeengekomen wordt, gaat het recht op ouderschapsverlof in 6 maanden na de maand waarin het gemotiveerde uitstel plaatsheeft. Wanneer een werknemer zijn aanvraag in juli indient, moet de werkgever zijn beslissing tot uitstel ten laatste op 31 augustus bekend maken. Het ouderschapsverlof dient dan uiterlijk op 1 maart van het daaropvolgende jaar in te gaan.
Het uitstel leidt in geen geval tot het verlies van het recht op ouderschapsverlof voor de werknemer.